Poetry International Poetry International
Gedicht

Karel van de Woestijne

Like the throbbing lightning-dash ...

Like the throbbing lightning-dash of engines 
to which a human will has strapped itself,
seeking to penetrate the unfathomable void
to where it pierces the gaze of God’s eye;

no, but like light in light: like to a candle
so meagre that the sun swallows it quite
from early green to final purple glow,
but which knows that its smallness cannot be snuffed out;

no, but like carp which in the densest ooze
gulp in some life, until Death finds them out
who only then through rags of mother-of-pearl
lifts their blond bellies to the blowing light;

but no, oh no: like earth and like metal,
condensed by pressure and suction of the universe,
are inaccessible and secret rays
gathered together in one crystal tear;

no, but dead flesh, dissolved in sluggish streams
or richly blooming in a feast for worms;
no, just that flesh, that flesh and wretched oozing,
and the lowly beast that on the great beast dances;

no, no, oh God (I know not how to say;
I know not, God, I know not, but I say:
God);

like the . . .

like . . .

Gelijk het gonzend bliksmen van motoren,

Gelijk het gonzend bliksmen van motoren, 
waaraan een menschen-wil zich-zelven riemt,
het ondoorgrondlijk-ijle wil doorboren
tot waar \'t den blik van Godes oog doorpriemt;

neen, gelijk licht in licht: gelijk een kaarse
zóo karig, dat de zonne haar doorvreet
van \'t vroege groenen tot het late paarsen,
maar die haar kleinheid onverdoofbaar weet;

neen, gelijk karpers die ter dikste drabben
wat leven gapen, tot de Dood ze treft
die dán eerst, door de peerlemoeren schabben
hun blonden buik naar \'t waaiend lichten heft;

maar neen, maar neen: \'lijk aarde en \'lijk metalen,
verdicht bij dringe\' en zuigen van \'t heelal,
worden verhole\' en ongenaakb\'re stralen
vergaderd in èen trane van krystal;

neen, dood stuk vleesch, vervloeid in logge beken
of weeldrig bloeiend in een wormen-feest;
neen, slechts dat vleesch, dat vleesch en arrem leken,
en \'t lage beest dat danst op \'t hooge beest;

neen, neen, o God (ik weet niet hoe te zeggen;
ik weet niet, God, ik weet niet, maar ik zeg:
God);

gelijk de . . .

gelijk . . .
Karel van de Woestijne

Karel van de Woestijne

(België, 1878 - 1929)

Landen

Ontdek andere dichters en gedichten uit België

Gedichten Dichters

Talen

Ontdek andere dichters en gedichten in het Nederlands

Gedichten Dichters
Close

Gelijk het gonzend bliksmen van motoren,

Gelijk het gonzend bliksmen van motoren, 
waaraan een menschen-wil zich-zelven riemt,
het ondoorgrondlijk-ijle wil doorboren
tot waar \'t den blik van Godes oog doorpriemt;

neen, gelijk licht in licht: gelijk een kaarse
zóo karig, dat de zonne haar doorvreet
van \'t vroege groenen tot het late paarsen,
maar die haar kleinheid onverdoofbaar weet;

neen, gelijk karpers die ter dikste drabben
wat leven gapen, tot de Dood ze treft
die dán eerst, door de peerlemoeren schabben
hun blonden buik naar \'t waaiend lichten heft;

maar neen, maar neen: \'lijk aarde en \'lijk metalen,
verdicht bij dringe\' en zuigen van \'t heelal,
worden verhole\' en ongenaakb\'re stralen
vergaderd in èen trane van krystal;

neen, dood stuk vleesch, vervloeid in logge beken
of weeldrig bloeiend in een wormen-feest;
neen, slechts dat vleesch, dat vleesch en arrem leken,
en \'t lage beest dat danst op \'t hooge beest;

neen, neen, o God (ik weet niet hoe te zeggen;
ik weet niet, God, ik weet niet, maar ik zeg:
God);

gelijk de . . .

gelijk . . .

Like the throbbing lightning-dash ...

Like the throbbing lightning-dash of engines 
to which a human will has strapped itself,
seeking to penetrate the unfathomable void
to where it pierces the gaze of God’s eye;

no, but like light in light: like to a candle
so meagre that the sun swallows it quite
from early green to final purple glow,
but which knows that its smallness cannot be snuffed out;

no, but like carp which in the densest ooze
gulp in some life, until Death finds them out
who only then through rags of mother-of-pearl
lifts their blond bellies to the blowing light;

but no, oh no: like earth and like metal,
condensed by pressure and suction of the universe,
are inaccessible and secret rays
gathered together in one crystal tear;

no, but dead flesh, dissolved in sluggish streams
or richly blooming in a feast for worms;
no, just that flesh, that flesh and wretched oozing,
and the lowly beast that on the great beast dances;

no, no, oh God (I know not how to say;
I know not, God, I know not, but I say:
God);

like the . . .

like . . .
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère