Poetry International Poetry International
Gedicht

Karel van de Woestijne

A star: a clump of ice ...

A star: a clump of ice between my burning teeth ... 
While thou art hid from sight, oh sea that barely breathes;
while my heart keeps silence like an aged nun
comes this precise infinity to sear my lips.

My nights were once a basket heaped with dreams;
my days the sum of all the apples that swell
in every orchard and on every laden tree.
I’d not fingers enough to count my riches.

Now: emptiness. The time is bleak, unmoved. The time
is like the chill and arid sea, that heaves nor moans.
I am alone; I press together my stiff lips
on naught but this great star, which scorches them.

Een ster: een klompken ijs tusschen mijn heete tanden ...

Een ster: een klompken ijs tusschen mijn heete tanden ... 
Terwijl ge onzichtbaar zijt, o zee, die nauwelijks hijgt;
terwijl mijn hart gelijk een oude zuster zwijgt,
komt deze stipte oneindlijkheid mijn lippen branden.

– Mijn nachten waren eene mand vol droom aan droom;
mijn dagen, ’t vast getal der appelen die zwellen
in elken boom-gaard en aan elken zwaren boom.
Ik had geen vingren om mijn weelden aan te tellen.

Thans: ijlt’. De tijd is guur en onberoerd. De tijd
is als de kille en dorre zee, die zwoegt noch krijt.
Ik ben alleen; ik pers mijn strakke lippen samen
op eenzaam deze groote sterre, die ze bijt.
Karel van de Woestijne

Karel van de Woestijne

(België, 1878 - 1929)

Landen

Ontdek andere dichters en gedichten uit België

Gedichten Dichters

Talen

Ontdek andere dichters en gedichten in het Nederlands

Gedichten Dichters
Close

Een ster: een klompken ijs tusschen mijn heete tanden ...

Een ster: een klompken ijs tusschen mijn heete tanden ... 
Terwijl ge onzichtbaar zijt, o zee, die nauwelijks hijgt;
terwijl mijn hart gelijk een oude zuster zwijgt,
komt deze stipte oneindlijkheid mijn lippen branden.

– Mijn nachten waren eene mand vol droom aan droom;
mijn dagen, ’t vast getal der appelen die zwellen
in elken boom-gaard en aan elken zwaren boom.
Ik had geen vingren om mijn weelden aan te tellen.

Thans: ijlt’. De tijd is guur en onberoerd. De tijd
is als de kille en dorre zee, die zwoegt noch krijt.
Ik ben alleen; ik pers mijn strakke lippen samen
op eenzaam deze groote sterre, die ze bijt.

A star: a clump of ice ...

A star: a clump of ice between my burning teeth ... 
While thou art hid from sight, oh sea that barely breathes;
while my heart keeps silence like an aged nun
comes this precise infinity to sear my lips.

My nights were once a basket heaped with dreams;
my days the sum of all the apples that swell
in every orchard and on every laden tree.
I’d not fingers enough to count my riches.

Now: emptiness. The time is bleak, unmoved. The time
is like the chill and arid sea, that heaves nor moans.
I am alone; I press together my stiff lips
on naught but this great star, which scorches them.
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère