Poetry International Poetry International
Gedicht

Ulrike Almut Sandig

dear friends, please don’t misunderstand

we don’t know each other yet.  I don’t even know
myself. every morning up I get and don’t have a clue:
is it me, Almut? Ulrike? just who was that child under
its mother’s skirts? I am the mother, I am the daughter
I am the shadow for you to hide beneath
I am a field full of rapeseed, give cover to deer
and shine like thirteen oil-paintings laid one on top
of the other. I am the landscape, I am the huntress
at home on the open plain, sitting in the raised hide
at the forest’s edge counting the deer in the field. my friends
do you see my hair cropped short? I shall let it fly loose
in the wind. I am a text that begins to unravel
just as it reaches an end, just a bit of a soldier

his brows perhaps, his calves or that gallows humour
that he would lose the day he failed to give the order
to shoot to a miserable line of shivering soldiers
because he had seen in the even more miserable line
before him a pregnant girl. I am that girl.
I am the row of thirteen rifles, I am a military
court martial. I’m not a well-behaved child
that only unties her hair in secret and lets it fly loose
in the wind! I am a sprite, the wild-eyed wind, child   
of the skies, and turn about a tower with a high balcony
where a woman stands and secretly, silently unties her hair.
but no, I’m not that woman there, and if I am

I never want to be her again. please understand, dear friends

beste vrienden, begrijp me niet verkeerd

we kennen elkaar niet. ik ken mezelf toch
niet. ik sta ’s morgens op en weet niet: ben ik
Almut? Ulrike? wie was dat kind onder de rok
van zijn moeder? ik ben de moeder, ik ben de dochter
ik ben de schaduw om je onder te verstoppen
ik ben een veld vol koolzaad, verstop de reeën
en straal als dertien olieverfschilderijen bovenop elkaar
gelegd. ik ben het landschap, ik ben de jager
in het open veld, bevind me op de hoogzit
aan de bosrand en tel de reeën in het veld. vrienden
zien jullie mijn kort geknipte haar? ik laat het
wapperen in de wind. ik ben een tekst die naar het eind
toe uitrafelt, een deel maar van een soldaat

zijn wenkbrauwen, de kuiten of zijn galgenhumor
die hij uiteindelijk verloor toen hij het schietbevel
aan een beklagenswaardig rijtje te jonge soldaten niet
uitvaardigde omdat in de nog beklagenswaardiger rij
voor hem een zwangere vrouw stond. ik ben de zwangere
ik ben de rij van dertien geweren, ik ben
een oorlogsverradersproces. ik ben geen braaf kind
dat mag alleen stiekem losmaken zijn haar en
laten wapperen in de wind! ik ben een kwast, de maffe
wind, dat hemelse kind, en ik draai rond
een toren met een hoog balkon waarop een
vrouw staat en stil en stiekem haar haar losmaakt,
maar nee, die vrouw ben ik niet, ben ik toch

wil ik nooit weer zijn. beste vrienden, begrijp

meine Freunde, versteht mich nicht falsch

wir kennen uns nicht. ich kenn mich doch selbst
nicht. ich steh morgens auf und weiß nicht: bin ich es
Almut? Ulrike? wer war dieses Kind unterm Rock
seiner Mutter? ich bin die Mutter, ich bin die Tochter
ich bin der Schatten zum sich drunter Verstecken
ich bin ein Feld voller Raps, verstecke die Rehe
und leuchte wie dreizehn Ölgemälde übereinander
gelegt. ich bin die Landschaft, ich bin die Jägerin
auf freier Flur, befinde mich auf dem Hochstand
am Waldrand und zähle die Rehe im Feld. Freunde
seht ihr mein kurz geschnittenes Haar? ich lass es
flattern im Winde. ich bin ein Text, der zum Ende hin
ausfranst, ein Stück nur von einem Soldaten

seine Brauen, die Waden oder sein Galgenhumor
den er schließlich verlor, als er den Schießbefehl
an eine klägliche Reihe zu junger Soldaten nicht
erteilte, weil in der noch kläglicheren Reihe vor ihm
eine Schwangere stand. ich bin die Schwangere
ich bin die Reihe von dreizehn Gewehren, ich bin
ein Kriegsverräterprozess. ich bin kein artiges Kind
das darf nur heimlich lösen sein Haar und lassen
es flattern im Wind! ich bin ein Fant, der spinnerte
Wind, das himmlische Kind, und ich drehe mich
um einen Turm mit hohem Balkone, auf dem
eine Frau steht und still und heimlich ihr Haar löst
aber nein, diese Frau bin ich nicht, bin ich doch

will ich nie wieder sein. meine Freunde, versteht

Close

beste vrienden, begrijp me niet verkeerd

we kennen elkaar niet. ik ken mezelf toch
niet. ik sta ’s morgens op en weet niet: ben ik
Almut? Ulrike? wie was dat kind onder de rok
van zijn moeder? ik ben de moeder, ik ben de dochter
ik ben de schaduw om je onder te verstoppen
ik ben een veld vol koolzaad, verstop de reeën
en straal als dertien olieverfschilderijen bovenop elkaar
gelegd. ik ben het landschap, ik ben de jager
in het open veld, bevind me op de hoogzit
aan de bosrand en tel de reeën in het veld. vrienden
zien jullie mijn kort geknipte haar? ik laat het
wapperen in de wind. ik ben een tekst die naar het eind
toe uitrafelt, een deel maar van een soldaat

zijn wenkbrauwen, de kuiten of zijn galgenhumor
die hij uiteindelijk verloor toen hij het schietbevel
aan een beklagenswaardig rijtje te jonge soldaten niet
uitvaardigde omdat in de nog beklagenswaardiger rij
voor hem een zwangere vrouw stond. ik ben de zwangere
ik ben de rij van dertien geweren, ik ben
een oorlogsverradersproces. ik ben geen braaf kind
dat mag alleen stiekem losmaken zijn haar en
laten wapperen in de wind! ik ben een kwast, de maffe
wind, dat hemelse kind, en ik draai rond
een toren met een hoog balkon waarop een
vrouw staat en stil en stiekem haar haar losmaakt,
maar nee, die vrouw ben ik niet, ben ik toch

wil ik nooit weer zijn. beste vrienden, begrijp

dear friends, please don’t misunderstand

we don’t know each other yet.  I don’t even know
myself. every morning up I get and don’t have a clue:
is it me, Almut? Ulrike? just who was that child under
its mother’s skirts? I am the mother, I am the daughter
I am the shadow for you to hide beneath
I am a field full of rapeseed, give cover to deer
and shine like thirteen oil-paintings laid one on top
of the other. I am the landscape, I am the huntress
at home on the open plain, sitting in the raised hide
at the forest’s edge counting the deer in the field. my friends
do you see my hair cropped short? I shall let it fly loose
in the wind. I am a text that begins to unravel
just as it reaches an end, just a bit of a soldier

his brows perhaps, his calves or that gallows humour
that he would lose the day he failed to give the order
to shoot to a miserable line of shivering soldiers
because he had seen in the even more miserable line
before him a pregnant girl. I am that girl.
I am the row of thirteen rifles, I am a military
court martial. I’m not a well-behaved child
that only unties her hair in secret and lets it fly loose
in the wind! I am a sprite, the wild-eyed wind, child   
of the skies, and turn about a tower with a high balcony
where a woman stands and secretly, silently unties her hair.
but no, I’m not that woman there, and if I am

I never want to be her again. please understand, dear friends

Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère