Juryrapport Johan Polak Poëzieprijs 2025

Het is zo’n standaardwending in juryrapporten: dat het voor de jury een grote en moeilijke klus is geweest om tot een winnaar te komen. En dat is zeker waar in het geval van de Johan Polak Poëzieprijs 2025. Het gaat om de oogst van drie jaar poëzie, met bundels van zoekende debutanten tot sterk werk van gelouterde veteranen, van bundels die je geneigd bent na het lezen van twee gedichten al terzijde te schuiven – al is dat niet in de geest van een prijs die over een periode van drie jaar gaat – tot bundels die bij herlezing alleen nog maar interessanter werden. 

Net zo standaard is het om dan te zeggen dat het uiteindelijk toch weer niet zó moeilijk bleek te zijn. En ook dat bleek in dit geval waar. Tijdens ons laatste overleg zaten we met het stapeltje van onze keuze op het kantoor van Poetry International, en de favoriet van de een bleek de ‘o absolúút niet’ van de ander. We discussieerden over wat we van poëzie verwachten, wanneer je je aangesproken voelt of juist betutteld, wanneer je uitgedaagd wordt of een beetje gepest – en over de onmogelijke vraag wat poëtische taal eigenlijk is. Dat leverde een memorabel gesprek op, maar natuurlijk geen winnaar.  

Toen werd het opeens makkelijk. ‘Wat als we nu eens de bundel pakken die wél moet winnen’, werd de vraag en vrijwel onmiddellijk staken vier van de vijf juryleden dezelfde bundel in de lucht. Nummer vijf was nog even in de stapel aan het bladeren. Vanaf dat moment vlogen de superlatieven over tafel. ‘Het is eigenlijk ongelooflijk, wat er voor ons geofferd wordt’, ‘radicaal en verpletterend’, ‘hier is sprake van volkomen beheersing’, ‘de bundel is speels, maar met een hardheid die toch nooit cynisch wordt’.  

Waar is het lam? is een uitzonderlijke bundel. Je kunt hem omschrijven als een queeste naar het eigen verleden, die vorm krijgt aan de hand van offermomenten. Een bundel over het zoeken van een balans tussen de – soms ook letterlijke – gebondenheid aan de moeder en de afstandelijke en afkeurende houding van de vader. Soms vindt de verteller dat evenwicht, soms maakt het de bundel beklemmend.  

Waar is het lam? gaat ook over de rol van religie en rituelen in het leven, over hoe het is om Mustafa te heten in Nederland, bijvoorbeeld wanneer je voor een ‘tribunaal’ staat van ‘een stuk of wat veertienjarige vmbo-scholieren’ die willen weten of je moeder met een hoofddoek op slaapt, of je moslim bent, en hoezeer je vertrouwd bent met de Nederlandse taal; meer dan met je moeder? Het is ook het verhaal van hoe je moet overleven in een wereld waarvan je nooit helemaal zeker kunt zijn dat je niet zélf het offerlam bent, zoals Isaak, zoon van Abraham, die zich in het Bijbelvers de vraag stelt die de titel van de bundel is geworden: er is hout, er is vuur, maar waar is het lam? 

Poëzie omschrijven is altijd onmogelijk, en het voorgaande had ook een omschrijving kunnen zijn van een Bildungsroman – met grote thema’s, grote gebaren en vol van maatschappelijk bewustzijn. Maar wat kan poëzie rijk zijn: dit past binnen 100 pagina’s.  

Mustafa Stitou begint vrijwel altijd met de waarneming op ooghoogte. Zoals in een reeks gedichten over het kiezen en vervoeren van een offerdier: ‘knijp gerust / in zijn kuiten en dijen, scan / de registratiecode die wij sierlijk / op zijn vingerkoten hebben gebrand’ en ‘Het transport is geen probleem. / Hij kan gewoon mee op de achterbank.’ De hele bundel door duiken gedichten op waarin het gruwelijke lot van het offerdier vaak plastisch wordt beschreven: ‘Met open ogen / maar zonder te zien / kijkt vanuit een teiltje / de ramskop toe’.  

In de cyclus ‘Pantheon’ komen de goden aan bod. Zij zijn al even aards, zoekend en kwetsbaar als de personages, en de offerdieren – je vraagt je soms af of de vraag niet ook is: Wie is het lam? De goden in dit Pantheon hebben te lijden onder marteling, intimidatie, maar soms is een studie ook niet wat je ervan had verwacht – en in plaats van je te verdiepen in duurzaamheid heb je soms gewoon een tussenjaar nodig. 

De toon van Stitou lijkt geen tegenspraak te dulden, maar dat is schijn: de gedichten zijn open, uitnodigend, vragend, zoekend. Nergens zegt hij wat we moeten denken of vinden, zijn gedichten zijn weliswaar dwingend, maar dan alleen in de taal, die is altijd onverbiddelijk. Stitou creëert een realistische wereld waarin steeds de vraag wordt gesteld hoe trouw je moet zijn aan een god, en of je bereid bent daarvoor te offeren wat je het liefste is.  

Uiteindelijk is het de dichter die de touwtjes in handen heeft, en dat laat Stitou zien in enkele gedichten over opgezette dieren. Zo kan het offerdier ook na de dood een functie vervullen, niet alleen als symbool maar ook als reliek. Stitou schrijft: ‘niemand schept uit het niets. / Kunst is demonteren en transformeren. / Wij gebruiken alleen de huid.’ Alleen de buitenkant dus? Is dat geen valse bescheidenheid? Dankzij zijn glasheldere taal kunnen we daar door de huid heen zien, naar de diepte van de wereld van Stitou. De Johan Polak Poëzieprijs komt hem ten volle toe.  

 

De jury van de Johan Polak Poëzieprijs 2025 

Radna Fabias 

Bertram Mourits (voorzitter) 

Carl De Strycker 

Anne Vegter 

Nadia de Vries 

Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
V Fonds
Fonds21
VSB fonds
Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen
Volkskracht
Literatuur Vlaanderen
DigitAll
Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden in Suriname
Erasmusstichting
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
College Fine and applied arts - University Illinois
Rotterdam festivals