Poetry International Poetry International
Gedicht

Ilja Leonard Pfeijffer

From Lilith

Lilith is a vision of light and pixels,
a picture; am I lovely at first sight
with legs like palms on a virtual beach.
Do you know what this is really about?
It’s about me. “Did you call me
Lilith?” It’s about
me, Lilith.

“Are you writing a poem about me
or something?” Don’t be silly.
“Why are you being so, well
pushy, as if you know who I am?” I invented you.
I made you. I dreamt you through.
I taught you to fly, I created you
in your own image, Lilith.

When I excite on your lips, you crash
beneath my fingertips,  “It’s the world that crashes.”
Eyelashes that split atoms. “Your eyes.”
Poses that smelt the grid.
“Perhaps you should buy me something
a little less see-through?” The real world
can’t handle you at all. “Us.” Can’t handle us, Lilith.

“There are stars in Cosyshire. You can hear the brook.
Listen closely. Over the hill, on the neighbour’s land,
wolves howl. Cosy Cove has got shops full
of gifts for me. A sailing boot nestles at the quay.
Dear people I know live in Cosy Home,
Cosy Cays has got a path to the beach,
This is my world. This is my home. I’m Lilith.”

I pass my days in real life, complete,
without you. I pass my nights in real life,
complete, without you. I’m afraid of the night
without you. I’m afraid of the day without you.
I believe in the day after today thanks to you.
I believe in the night. Without you
every fear is unreal and incomplete, Lilith.

“I want a different skin.” No. “And a different
figure.” No. “You could do that for me.” No.
“What’s this no-no-no?” You’re incomparable
as you are. “If I ever ask you for anything, you say no.”
Do we really have to talk about this now? “So it seems.”
Shall we dance on the roof? “No.” Seduce
young girls? “Bastard.” It was just a joke, Lilith.

“It’s like there’s a panel of glass between us, you and I.
You keep me in your aquarium and I look at you with big eyes,
You like being able to switch me off. Hush now. I do think
you’re sweet, you know. Fuck me softly
in your mind. I won’t look. I can’t exist without you.
Drink in as much as you want. Do you want to call me
something else? I’ll wave. As Lilith.”

“Think up something nice for me.” A dress?
“No, a metaphor.” You’re like a simile. “Never mind then.”
No, listen. All that’s ephemeral. – “Yes, I know.” The
eternal feminine. – “Always the same story with you.”
Never mind. “No, listen, you intertextual wanker:
Something beautiful for me. Not something eternal. Get it?”
But you are written into every poem, Lilith.

Well then. “Indeed.” When will we marry? “In nine years time.”
I hear the wolf in Cosy Shire. “You’re the wolf.”
I go round and round in Cosy Home. “Like a buzzard.”
I feel myself washed ashore. “In Cosy Cays.” Don’t you mind
that I invented you? “Who else would have invented me?”
And where will we live once we’re married? In Cosy Cove?
“No, where it’s real.” Why nine years as a poem then, Lilith?

“There was still light for us in the gutters
of Suffugium. I was tougher than you
in Wastelands. In the Nunki desert I tried to
understand you. In Nine Wells desert you saved me
from ‘force collar’. I risked my life in Midian City
to show you my arse. This is Sector 13, Merricks Landing,
I cry for us. I’m Lilith.”

“And so the wolf howls in Cosy Shire and the wolf is me.
And so the buzzard circles over us, over the neighbour
and all men. So I think, not you. I’ve seen the sea in Cosy Cays
In Cosy Cove I’ve seen mankind, and then myself, in Cosy Home.
I almost caught sight of your world.
This is where I live, not you.
So I cry, I cry for us. I’m Lilith.”

Van LILITH

Van LILITH

Lilith is een beeld van licht en pixels,
een plaatje, ben ik geliefd in een oogopslag
met benen als palmen op een virtueel strand.
Weten jullie wel waarover dit gaat?
Het gaat over mij. “Heb jij mij
Lilith genoemd?” Het gaat over
mij, Lilith.

“Zit je nou over mij te dichten of zo?” Nee hoor.
“Waarom doe je dan zo
zo zeg maar opdringerig alsof je weet
wie ik ben?” Ik heb je bedacht.
Ik heb je gemaakt. Ik heb je doordroomd.
Ik heb je leren vliegen. Ik heb je
naar jouw beeld geschapen, Lilith.

Als ik door jouw mond spannend word, crash je
onder mijn handen. “Het is de wereld die crasht.”
Splijt je aarde met wimpers. “Jouw ogen.”
Poseer je het grid aan gruzelementen.
“Misschien moet je iets minder doorschijnends
voor mij kopen.” De echte wereld kan jou
al helemaal niet aan. “Ons niet aan.” Ons niet, Lilith

“In Cosy Shire zijn sterren. Je hoort de beek.
Luister goed. Wolven huilen over de heuvel
bij de buren. In Cosy Cove zijn winkeltjes
met cadeautjes voor mij. Een zeilboot slaapt
aan de kade. In Cosy Home wonen lieve mensen
die ik ken. In Cosy Cays is een paadje naar het strand.
Dit is mijn wereld. Hier woon ik. Ik ben Lilith.”

Ik breng de dag door in het echt, compleet
zonder jou. Ik breng de nacht door in het echt,
compleet zonder jou. Ik vrees de nacht
zonder jou. Ik ben bang voor de dag zonder jou.
Ik heb vertrouwen in de dag na vandaag dankzij jou.
Ik heb vertrouwen in de nacht. Zonder jou
is alle angst onecht en niet compleet, Lilith.

“Ik wil een andere huid.” Nee. “En een andere vorm.”
Nee. “Dat kun je toch wel voor mij doen?” Nee.
“Wat nou nee nee nee?” Zoals je bent, ben je
onvergelijkbaar. “Vraag ik een keer iets, zeg je nee.”
Moeten we het nu echt hierover hebben? “Blijkbaar.”
Zullen we gaan dansen op het dak? “Nee.” Kleine
meisjes versieren? “Klootzak.” Het was maar een grapje, Lilith.

“Wij zijn zoiets als voor en achter glas, denk je niet?
Jij houdt mij in je aquarium en ik kijk naar je
met grote ogen. Je wilt de mogelijkheid hebben
om mij uit te zetten. Nee, stil nou. Ik vind je wel lief hoor.
Neuk mij maar zachtjes in gedachten. Ik zal niet kijken.
Zonder jou kan ik niet bestaan. Drink maar zoveel je wilt.
Wil je een andere naam voor mij? Ik zal zwaaien. Als Lilith.”

“Verzin eens iets moois voor mij.” Een jurkje? “Nee, een metafoor.”
Jij bent als een vergelijking. “Laat maar weer.” Nee, luister.
Al het vergankelijke — “Ja, dat weet ik.” Het eeuwig
vrouwelijke — “Eeuwig hetzelfde liedje met jou.”
Laat maar weer. “Nee, luister, intertextuele rukker:
iets moois voor mij. Niet iets eeuwigs. Snap je dat?”
Maar je staat in alle gedichten geschreven, Lilith.

Nou ja. “Inderdaad.” Wanneer gaan we trouwen?
“Over negen jaar.” Ik hoor de wolf in Cosy Shire.
“De wolf ben jij.” Ik cirkel rond in Cosy Home. “Als de buizerd.”
Ik voel me aangespoeld. “In Cosy Cays.” Vind je het niet erg
dat ik je heb verzonnen? “Wie had mij anders moeten verzinnen?”
En waar gaan we wonen als we getrouwd zijn? In Cosy Cove?
“Nee, waar het echt is.” Waarom dan negen jaar als een gedicht, Lilith?

“In de riolen van Suffugium was er nog licht voor ons.
In de Wastelands was ik stoerder dan jij.
In de woestijn van Nunki heb ik geprobeerd
je te begrijpen. In de woestijn van Nine Wells
heb je me gered van force collar. In Midian City
wilde ik met gevaar voor eigen leven dat je mijn kontje zag.
Dit is Sector 13, Merricks Landing. Ik huil om ons. Ik ben Lilith.”

“En zo jankt de wolf in Cosy Shire en de wolf
ben ik. En zo cirkelt de buizerd over mij en jou
en de buurvrouw en alle mensen. Zo denk ik en jij niet.
Ik heb de zee gezien in Cosy Cays. In Cosy Cove
heb ik de mens gezien en toen mijzelf in Cosy Home.
Ik had bijna uitzicht op jouw wereld. Hier woon ik,
jij niet. Zo huil ik en ik huil om ons. Ik ben Lilith.”
Close

Van LILITH

Lilith is een beeld van licht en pixels,
een plaatje, ben ik geliefd in een oogopslag
met benen als palmen op een virtueel strand.
Weten jullie wel waarover dit gaat?
Het gaat over mij. “Heb jij mij
Lilith genoemd?” Het gaat over
mij, Lilith.

“Zit je nou over mij te dichten of zo?” Nee hoor.
“Waarom doe je dan zo
zo zeg maar opdringerig alsof je weet
wie ik ben?” Ik heb je bedacht.
Ik heb je gemaakt. Ik heb je doordroomd.
Ik heb je leren vliegen. Ik heb je
naar jouw beeld geschapen, Lilith.

Als ik door jouw mond spannend word, crash je
onder mijn handen. “Het is de wereld die crasht.”
Splijt je aarde met wimpers. “Jouw ogen.”
Poseer je het grid aan gruzelementen.
“Misschien moet je iets minder doorschijnends
voor mij kopen.” De echte wereld kan jou
al helemaal niet aan. “Ons niet aan.” Ons niet, Lilith

“In Cosy Shire zijn sterren. Je hoort de beek.
Luister goed. Wolven huilen over de heuvel
bij de buren. In Cosy Cove zijn winkeltjes
met cadeautjes voor mij. Een zeilboot slaapt
aan de kade. In Cosy Home wonen lieve mensen
die ik ken. In Cosy Cays is een paadje naar het strand.
Dit is mijn wereld. Hier woon ik. Ik ben Lilith.”

Ik breng de dag door in het echt, compleet
zonder jou. Ik breng de nacht door in het echt,
compleet zonder jou. Ik vrees de nacht
zonder jou. Ik ben bang voor de dag zonder jou.
Ik heb vertrouwen in de dag na vandaag dankzij jou.
Ik heb vertrouwen in de nacht. Zonder jou
is alle angst onecht en niet compleet, Lilith.

“Ik wil een andere huid.” Nee. “En een andere vorm.”
Nee. “Dat kun je toch wel voor mij doen?” Nee.
“Wat nou nee nee nee?” Zoals je bent, ben je
onvergelijkbaar. “Vraag ik een keer iets, zeg je nee.”
Moeten we het nu echt hierover hebben? “Blijkbaar.”
Zullen we gaan dansen op het dak? “Nee.” Kleine
meisjes versieren? “Klootzak.” Het was maar een grapje, Lilith.

“Wij zijn zoiets als voor en achter glas, denk je niet?
Jij houdt mij in je aquarium en ik kijk naar je
met grote ogen. Je wilt de mogelijkheid hebben
om mij uit te zetten. Nee, stil nou. Ik vind je wel lief hoor.
Neuk mij maar zachtjes in gedachten. Ik zal niet kijken.
Zonder jou kan ik niet bestaan. Drink maar zoveel je wilt.
Wil je een andere naam voor mij? Ik zal zwaaien. Als Lilith.”

“Verzin eens iets moois voor mij.” Een jurkje? “Nee, een metafoor.”
Jij bent als een vergelijking. “Laat maar weer.” Nee, luister.
Al het vergankelijke — “Ja, dat weet ik.” Het eeuwig
vrouwelijke — “Eeuwig hetzelfde liedje met jou.”
Laat maar weer. “Nee, luister, intertextuele rukker:
iets moois voor mij. Niet iets eeuwigs. Snap je dat?”
Maar je staat in alle gedichten geschreven, Lilith.

Nou ja. “Inderdaad.” Wanneer gaan we trouwen?
“Over negen jaar.” Ik hoor de wolf in Cosy Shire.
“De wolf ben jij.” Ik cirkel rond in Cosy Home. “Als de buizerd.”
Ik voel me aangespoeld. “In Cosy Cays.” Vind je het niet erg
dat ik je heb verzonnen? “Wie had mij anders moeten verzinnen?”
En waar gaan we wonen als we getrouwd zijn? In Cosy Cove?
“Nee, waar het echt is.” Waarom dan negen jaar als een gedicht, Lilith?

“In de riolen van Suffugium was er nog licht voor ons.
In de Wastelands was ik stoerder dan jij.
In de woestijn van Nunki heb ik geprobeerd
je te begrijpen. In de woestijn van Nine Wells
heb je me gered van force collar. In Midian City
wilde ik met gevaar voor eigen leven dat je mijn kontje zag.
Dit is Sector 13, Merricks Landing. Ik huil om ons. Ik ben Lilith.”

“En zo jankt de wolf in Cosy Shire en de wolf
ben ik. En zo cirkelt de buizerd over mij en jou
en de buurvrouw en alle mensen. Zo denk ik en jij niet.
Ik heb de zee gezien in Cosy Cays. In Cosy Cove
heb ik de mens gezien en toen mijzelf in Cosy Home.
Ik had bijna uitzicht op jouw wereld. Hier woon ik,
jij niet. Zo huil ik en ik huil om ons. Ik ben Lilith.”

From Lilith

Lilith is a vision of light and pixels,
a picture; am I lovely at first sight
with legs like palms on a virtual beach.
Do you know what this is really about?
It’s about me. “Did you call me
Lilith?” It’s about
me, Lilith.

“Are you writing a poem about me
or something?” Don’t be silly.
“Why are you being so, well
pushy, as if you know who I am?” I invented you.
I made you. I dreamt you through.
I taught you to fly, I created you
in your own image, Lilith.

When I excite on your lips, you crash
beneath my fingertips,  “It’s the world that crashes.”
Eyelashes that split atoms. “Your eyes.”
Poses that smelt the grid.
“Perhaps you should buy me something
a little less see-through?” The real world
can’t handle you at all. “Us.” Can’t handle us, Lilith.

“There are stars in Cosyshire. You can hear the brook.
Listen closely. Over the hill, on the neighbour’s land,
wolves howl. Cosy Cove has got shops full
of gifts for me. A sailing boot nestles at the quay.
Dear people I know live in Cosy Home,
Cosy Cays has got a path to the beach,
This is my world. This is my home. I’m Lilith.”

I pass my days in real life, complete,
without you. I pass my nights in real life,
complete, without you. I’m afraid of the night
without you. I’m afraid of the day without you.
I believe in the day after today thanks to you.
I believe in the night. Without you
every fear is unreal and incomplete, Lilith.

“I want a different skin.” No. “And a different
figure.” No. “You could do that for me.” No.
“What’s this no-no-no?” You’re incomparable
as you are. “If I ever ask you for anything, you say no.”
Do we really have to talk about this now? “So it seems.”
Shall we dance on the roof? “No.” Seduce
young girls? “Bastard.” It was just a joke, Lilith.

“It’s like there’s a panel of glass between us, you and I.
You keep me in your aquarium and I look at you with big eyes,
You like being able to switch me off. Hush now. I do think
you’re sweet, you know. Fuck me softly
in your mind. I won’t look. I can’t exist without you.
Drink in as much as you want. Do you want to call me
something else? I’ll wave. As Lilith.”

“Think up something nice for me.” A dress?
“No, a metaphor.” You’re like a simile. “Never mind then.”
No, listen. All that’s ephemeral. – “Yes, I know.” The
eternal feminine. – “Always the same story with you.”
Never mind. “No, listen, you intertextual wanker:
Something beautiful for me. Not something eternal. Get it?”
But you are written into every poem, Lilith.

Well then. “Indeed.” When will we marry? “In nine years time.”
I hear the wolf in Cosy Shire. “You’re the wolf.”
I go round and round in Cosy Home. “Like a buzzard.”
I feel myself washed ashore. “In Cosy Cays.” Don’t you mind
that I invented you? “Who else would have invented me?”
And where will we live once we’re married? In Cosy Cove?
“No, where it’s real.” Why nine years as a poem then, Lilith?

“There was still light for us in the gutters
of Suffugium. I was tougher than you
in Wastelands. In the Nunki desert I tried to
understand you. In Nine Wells desert you saved me
from ‘force collar’. I risked my life in Midian City
to show you my arse. This is Sector 13, Merricks Landing,
I cry for us. I’m Lilith.”

“And so the wolf howls in Cosy Shire and the wolf is me.
And so the buzzard circles over us, over the neighbour
and all men. So I think, not you. I’ve seen the sea in Cosy Cays
In Cosy Cove I’ve seen mankind, and then myself, in Cosy Home.
I almost caught sight of your world.
This is where I live, not you.
So I cry, I cry for us. I’m Lilith.”
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère