Poetry International Poetry International
Gedicht

Jan de Roek

Jeunesse Dorée (Fragment 2)

Your face is water lilies,
purbeck marble, beloved,
marble swans,
apple blossoms
that make me snow blind,
your eyes stained glass,
raindrops
on a thorn bush
falling on my eyes.

When you smile I feel
animal pelts
running through my fingers,
ink falls on my mouth,
the apple-fruited roses
bleed more heavily inside me,
the purple whelk swells
unbearably in my insides,
windows are smashed,
the dikes break,
I shatter into shards like glass.

You are irreplicable,
a grail,
tender as London pride
and as alone as peach skins, as dark velvet
tangible in the hand.

Oriole,
lyre bird,
pelican.

Your voice is like
incense and radishes,
your hands like lotus petals
great wide-open,
drooping palm leaves
round the medusa
of my body,
your body of clay
in which my hands mould.

You are just as red as I
and as ancient Greek earthenware
in this time of suspended animation
and deterioration.

I cannot bear the sandstone
of the saintly image
of your face
or your sealskin body
I have to
brace myself.

I know it sounds mad nowadays, like a formula
she is my wife

They slap me round the face with it:
a scornful child and my trusted friends,
the prosaic neighbours and my father, a broken man,
my mother, a defenceless woman with stubby hands.

Oh no-one sees how fragile, intense
and fleeting as flowers
you lie on the ruins of the past:
a rose in the rubble.

Jeunesse Dorée (Fragment 2)

Jeunesse Dorée (Fragment 2)

Uw gelaat zijn waterlelies,
schelpmarmer, geliefde,
marmeren zwanen,
appelbloesems
die mij sneeuwblind maken,
uw ogen loodglas,
regendruppels
aan een doornenstruik
vallend op mijn ogen.

Als ge lacht voel ik
dierenhuiden
door mijn vingers gaan,
valt er inkt op mijn mond,
beginnen de bottelrozen
heviger in mij te bloeden,
gaat ondraaglijk in mij
de purperslak zwellen,
worden ruiten ingeslagen,
begeven de dijken,
val ik als glas aan scherven.

Gij zijt niet na te tekenen,
een kelk,
zachtzinnig als schildersverdriet
en alleen als perzikschillen, als duister fluweel
voelbaar in de hand.

Goudmerel,
liervogel,
pelikaan.

Uw stem heeft iets
van wierook en radijzen,
uw handen van lotusblaren
groot wijdopen,
afhangende palmblaren
rond het holtedier
van mijn lichaam,
uw lichaam van klei
waarin mijn handen boetseren.

Gij zijt even rood als ik
en oud grieks aardewerk
in deze tijd van schijndood
en verval.

Ik kan niet van het zandsteen
van het heiligenbeeld
van uw gelaat
en uw lichaam van zeehondenhuid
ik moet mij
vermannen.

Ik weet het klinkt waanzinnig thans als een formule
zij is mijn vrouw.

Zij slaan het mij in het gezicht:
een schamper kind en mijn geijkte vrienden,
de prozaïsche geburen en mijn vader, een gebroken man,
mijn moeder, een weerloze vrouw met stompe handen.

O niemand ziet hoe breekbaar, heftig
en sterfelijk als bloemen
gij over het puin van vroeger ligt:
een roos in het cement.
Jan de Roek

Jan de Roek

(België, 1941 - 1971)

Landen

Ontdek andere dichters en gedichten uit België

Gedichten Dichters

Talen

Ontdek andere dichters en gedichten in het Nederlands

Gedichten Dichters
Close

Jeunesse Dorée (Fragment 2)

Uw gelaat zijn waterlelies,
schelpmarmer, geliefde,
marmeren zwanen,
appelbloesems
die mij sneeuwblind maken,
uw ogen loodglas,
regendruppels
aan een doornenstruik
vallend op mijn ogen.

Als ge lacht voel ik
dierenhuiden
door mijn vingers gaan,
valt er inkt op mijn mond,
beginnen de bottelrozen
heviger in mij te bloeden,
gaat ondraaglijk in mij
de purperslak zwellen,
worden ruiten ingeslagen,
begeven de dijken,
val ik als glas aan scherven.

Gij zijt niet na te tekenen,
een kelk,
zachtzinnig als schildersverdriet
en alleen als perzikschillen, als duister fluweel
voelbaar in de hand.

Goudmerel,
liervogel,
pelikaan.

Uw stem heeft iets
van wierook en radijzen,
uw handen van lotusblaren
groot wijdopen,
afhangende palmblaren
rond het holtedier
van mijn lichaam,
uw lichaam van klei
waarin mijn handen boetseren.

Gij zijt even rood als ik
en oud grieks aardewerk
in deze tijd van schijndood
en verval.

Ik kan niet van het zandsteen
van het heiligenbeeld
van uw gelaat
en uw lichaam van zeehondenhuid
ik moet mij
vermannen.

Ik weet het klinkt waanzinnig thans als een formule
zij is mijn vrouw.

Zij slaan het mij in het gezicht:
een schamper kind en mijn geijkte vrienden,
de prozaïsche geburen en mijn vader, een gebroken man,
mijn moeder, een weerloze vrouw met stompe handen.

O niemand ziet hoe breekbaar, heftig
en sterfelijk als bloemen
gij over het puin van vroeger ligt:
een roos in het cement.

Jeunesse Dorée (Fragment 2)

Your face is water lilies,
purbeck marble, beloved,
marble swans,
apple blossoms
that make me snow blind,
your eyes stained glass,
raindrops
on a thorn bush
falling on my eyes.

When you smile I feel
animal pelts
running through my fingers,
ink falls on my mouth,
the apple-fruited roses
bleed more heavily inside me,
the purple whelk swells
unbearably in my insides,
windows are smashed,
the dikes break,
I shatter into shards like glass.

You are irreplicable,
a grail,
tender as London pride
and as alone as peach skins, as dark velvet
tangible in the hand.

Oriole,
lyre bird,
pelican.

Your voice is like
incense and radishes,
your hands like lotus petals
great wide-open,
drooping palm leaves
round the medusa
of my body,
your body of clay
in which my hands mould.

You are just as red as I
and as ancient Greek earthenware
in this time of suspended animation
and deterioration.

I cannot bear the sandstone
of the saintly image
of your face
or your sealskin body
I have to
brace myself.

I know it sounds mad nowadays, like a formula
she is my wife

They slap me round the face with it:
a scornful child and my trusted friends,
the prosaic neighbours and my father, a broken man,
my mother, a defenceless woman with stubby hands.

Oh no-one sees how fragile, intense
and fleeting as flowers
you lie on the ruins of the past:
a rose in the rubble.
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère