Poetry International Poetry International
Artikel
De zon in de pan – F. van Dixhoorn
(De Bezige Bij, 2012)

De zon in de pan

Tineke de Lange
18 november 2013
uit het juryverslag bij nominatie F. van Dixhoorn leverde een bundel aan van hooguit twee gedichten. Hij is pretentieloos: hier is uitzonderlijk géén dichter aan het werk die de taal gebruikt om zichzelf te presenteren. De poëzie gaat voor de man. Ze doet ook geen conventionele handreikingen over haar betekenis. Een met lef volgehouden minimalisme brengt enkel een ritme over; de lezer moet dat in het omslaan van de bladzijden volgen en neemt zo deel aan een cyclisch gebeuren. Deze bundel is een poëtisch ritueel.

om
de ene na
de andere
om


F. van Dixhoorn
De zon in de pan (fragment)
 
Een van de eerste dingen die opvallen aan de nieuwste ‘uitgave’ van F. van Dixhoorn is de uitgekiende vormgeving. Het is geen bundel in de gebruikelijke zin, maar bestaat uit een omslag met twee gedichten in twee aparte boeken. Of één gedicht dat zich in twee gedichten vertakt, want op het omslag staat ook de aanduiding ‘gedicht’, niet ‘gedichten’. Tegelijkertijd is De zon in de pan / 4. De zon in de pan in zekere zin een klassieke van Dixhoorn: korte zinnen, al dan niet voorafgegaan door een cijfer, op een heel precieze manier op de pagina gepositioneerd. Ook in deze bundel ogen de zinnen als bijna toevallig geregistreerde fragmenten, maar met een nog nadrukkelijker herhaling van deze compacte zinsobjecten dan in zijn vorige bundels. De toon van de zinnen is direct, spreektalig. De inhoud bevindt zich in die overgangsgebieden waar Nederlandse zinnen zo rijk aan zijn; niet bij de kernwoorden van de mededeling maar bij de dans daar omheen. Van Dixhoorn laat de lezer opnieuw met alledaagse woorden en uitdrukkingen kennismaken en in De zon in de pan / 4. De zon in de pan wordt die kennismaking iedere bladzijde hernieuwd. Want door het herhaalde ‘om / de ene na / de andere / om’ steeds met nieuwe zinnen en zinsdelen te combineren verandert de werking, de aanwezigheid van deze woorden. Zeker als die herhaling weer doorbroken wordt met de twee terzinen: ‘telkens na de / 4. wat verandert / 4. als er niets verandert’ en ‘bedoelde u / wat verandert / als er niets verandert’. Het is een opmerkelijk verschijnsel  maar bewijst de grote kracht van het werk van Van Dixhoorn: dat zelfs aan de meest nederige woorden zoveel kracht kan worden meegegeven dat ze de lezer uit zijn stoel blazen. Bij wijze van spreken dan, want het omgekeerde is ook waar, dat, zoals Tonnus Oosterhoff schreef, net als het kijken naar de Westerwoldse Aa of het luisteren naar de Mattheus Passion het lezen van F. van Dixhoorn, een mens in oneindigheid dompelt. 
 
De poëzie van F. van Dixhoorn is poëzie die gebeurt bij het lezen. Zijn poëzie probeert niet in fraai gekozen bewoordingen te beschrijven wat buiten het gedicht bestaat. Hoe alledaags en gewoon de woorden of zinsdelen ook zijn, ze zijn niet bedoeld om de alledaagse werkelijkheid aan een poëtische blik te onderwerpen. In de gedichten van Van Dixhoorn kiest de taal positie als feit. Dat is niet gering. Want het feit van de woorden alleen creëert een ruimte die oneindig is. Wie leest zal dat merken. De zon in de pan is nooit uit, het gedicht gaat altijd door.
 
F. van Dixhoorn (1948) publiceerde gedichten in Raster en De Revisor voordat hij debuteerde met de dichtbundel Jaagpad / Rust in de tent / Zwaluwen vooruit (1994), die datzelfde jaar werd bekroond met de C. Buddingh’-prijs. In 1997 verscheen Van Dixhoorns tweede bundel, Armzwaai/ Grote keg/ Loodswezen I, gevolgd door Takken molenwater/ Kastanje jo/ Hakke tonen/ Uiterton/ Molen in de zon (2000) en Dan op de zeevaartschool (2003). In 2007 verscheen Twee piepjes, dat werd genomineerd voor de Ida Gerhardt Poëzieprijs 2008. 
Vertaler: Diane Butterman
Bron: from the jury report upon nomination
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère