Poetry International Poetry International
Dichter

Jan Glas

Jan Glas

Jan Glas

(Nederland, 1958)
Biografie
In zijn gedicht ‘Veurbie laans Raitdaip’ beschrijft dichter Jan Glas een fietspad dat zo smal is dat tegemoet komende fietsers  onmogelijk te negeren zijn. ‘Hail kort krigt ien dizze engte t bestoan / van n vremde n rol ien joen leven’  (Heel kort krijgt in deze engte het bestaan / van een vreemde een rol in je leven).  Dat samengaan van het vluchtige en het onvermijdelijke lijkt een rode draad in Glas’ poëzie. 
Jan Glas, geboren in Uithuizen in 1958 is fotograaf, schrijver, zanger, beeldend kunstenaar en dichter. Zijn eerste bundels - recentelijk bijeengebracht in de uitgave Dubbel Glas - waren allen in het Gronings geschreven. Met Als was zij mijn vrouw bracht Glas najaar 2012 voor het eerst een Nederlandstalige bundel uit.
 
Glas’ poëzie is de poëzie van een observerende buitenstaander. Echt contact is moeilijk, zo niet zeldzaam. In het al genoemde gedicht ‘Veurbie laans Raitdaip’ schrijft Glas:
 
’n Groet ligt veurrien mond, mor schroom
of onhandeghaid is ook hier weer meester
van de situoatsie. Voart wordt even minderd
en wie gonnen weer van nkander.
 
(Een groet ligt voor in de mond maar schroom / of onhandigheid is ook hier weer meester / van de situatie. / Even wordt er vaart geminderd / dan gaan we weer uit elkaar.)
 
De gedichten van Glas spelen zich vaak buiten af. Natuur is telkens voelbaar aanwezig. Het is een constante bron van verwondering, maar een onverbiddelijke kracht die alles zijn ritme opdringt. Tegen dat groots en weids decor steekt de mens maar mager af en diens handelen wordt al gauw geklungel zonder logica. Glas beschrijft dat falen met mededogen maar ook met een milde maar sardonische humor. De mens heeft nauwelijks controle over zijn leven, leeft voortdurend in het ongewisse en maakt er ondertussen maar het beste van, en van alle strategieën is nuchter blijven en je overgeven aan de natuurlijke grillen mogelijk de beste:
 
Naachtzuster N. het hail wat minsen votbrocht
en vertelde ais dat geleuvige minsen op t lest
voak veul angstiger binnen as nait geleuvege.
T is hail noar om te zain.
Je perbaaiern ze gerust te stellen,
mor ze binnen nait gerust te stellen.
 
(Nachtzuster N. heeft al heel wat mensen weggebracht / en vertelde dat gelovige mensen op het laatst / vaak veel angstiger zijn dan niet gelovige / Het is heel naar om te zien. / Je probeert ze gerust te stellen. / maar ze zijn niet gerust te stellen.)
 
Als tegenwicht voor al die natuurlijke onredelijkheid is er de liefde, in het bijzonder de klunzige, norse liefde van mannen voor mannen. Dat ook die niet glad verloopt, zal niet verbazen. Glas is een dichter die het stroeve lijkt te koesteren. Intimiteit is moeilijk, zo niet zeldzaam. De ene mooie man kijkt lijdzaam toe, blijft ondragelijk passief, een andere mooie man, een bakker, krijgt kanker aan zijn knie voor de ander hem zijn liefde heeft kunnen bekennen. Het gaat bij Glas om het ploeteren en pogen en de bijna-zekerheid dat het waarschijnlijk niet gaat lukken, nou, die heb je dan ja alvast.   
© Mischa Andriessen (Translated by Donald Gardner)
Bibliography

Poetry

De vangers van zummer, Kleine Uil, Groningen, 2004
Het Getal Hondje, Kleine Uil, Groningen, 2007
Een klein gebaar, Kleine Uil, Groningen, 2008
Dubbel Glas ale gedichten, Kleine Uil, Groningen, 2012
Als was zij mijn vrouw, Kleine Uil, Groningen, 2012
Het waaide er, Kleine Uil, Groningen, 2017
Flarden, Stad geciteerd in woord en beeld, Kleine Uil, Groningen, 2019
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère