Poetry International Poetry International
Gedicht

Paul Tran

LIPSTICK ELEGY

ELEGIE IN LIPPENSTIFT

Ik daal af naar het strand met uitzicht op de Stille Oceaan. Stromen van regen
plooien het zand. Aan de andere kant slaapt mijn oma
geluidloos in haar bed. Haar áo dài van de witste zijde.
Mijn moeder wist dat haar moeder was gestorven voordat de telefoon afging
zoals klokken die aankondigen dat de laatste Amerikaanse helikopter Sài Gòn verlaat.
Pijl teruggeschoten naar zijn boog. Langeafstandsraket.
Ze zou de lucht in springen om naar huis te vliegen, als ze kon. In plaats daarvan werkt ze
over. Krult haar haren met hete rollers. Dept rouge op haar wangen
zoals Gong Li in Raise the Red Lantern. Ik ben haar remplaçant. Verborgen
in de deuropening tussen haar verdriet en het mijne, smeer ik haar foundation
op mijn gezicht. Ik verberg de delen van mij die zij verbergt, tuit mijn lippen
alsof ik een man kus die mij bemint zoals ik bemind wil worden.
Ik spreek hun betoverende namen hardop uit. Twisted rose. Fuchsia in Paris. Oneerbiedigheid.
Ik kies de lippenstift die ze het minst goed zou keuren. Mijn mond een opengespleten
granaatappel. Een granaat met een losse pin. In de keuken
wikkel ik een wit laken om mijn middel en dans
urenlang, gehypnotiseerd door mijn spiegelbeeld in een verkoolde koekenpan.
Ik lach haar lach, de manier waarop mijn oma lachte
toen ze mij leerde hoe de Chú Đại Bi te bidden, toen ik haar haren vlocht
in ondraaglijke hitte, mijn kleine vingers weefden de zilveren strengen
in een visgraatvlecht, een Franse twist. Elke knoop een toekomst die ze nooit een naam gaf,
begraven in haar bodem, waar ze het beeld van haar zonen en dochters
diep wegstopte. Het spijt me, moeder van mijn moeder, onsterfelijke bodhisattva
met duizend handen, kauwend op een betelwortel, je tanden zwart als de dageraad.
Geen enkel kind in onze familie blijft een kind waarvan de moeder kan houden.

LIPSTICK ELEGY

I climb down to the beach facing the Pacific. Torrents of rain
shirr the sand. On the other side, my grandmother sleeps
soundlessly in her bed. Her áo dài of the whitest silk.
My mother knew her mother died before the telephone rang
like bells announcing the last American helicopter leaving Sài Gòn.
Arrow shot back to its bow. Long-distance missile.
She’d leap into the sky to fly home if she could. Instead she works
overtime. Curls her hair with hot rollers. Rouges her cheeks
like Gong Li in Raise the Red Lantern. I’m her understudy. Hiding
in the doorway between her grief and mine, I apply her foundation
to my face. I conceal the parts of me she conceals, puckering my lips
as if to kiss a man that loves me the way I want to be loved.
I speak their bewitching names aloud. Twisted Rose. Fuchsia in Paris. Irreverence.
I choose the lipstick she’d least approve of. My mouth a pomegranate
split open. A grenade with a loose pin. In the kitchen,
I wrap a white sheet around my waist and dance
for hours, mesmerized by my reflection in a charred skillet.
I laugh her laugh, the way my grandmother laughed
when she taught me to pray the Chú Đại Bi, when I braided her hair
in unbearable heat, my tiny fingers weaving the silver strands
into a fishtail, a French twist. Each knot a future she never named, buried
in the soil of her, where she locked away the image of her sons and daughters
locked away. I’m sorry, mother of my mother, immortal bodhisattva
with a thousand hands, chewing a fist of betel root, your teeth black as dawn.
No child in our family stays a child their mother can love.

Close

ELEGIE IN LIPPENSTIFT

Ik daal af naar het strand met uitzicht op de Stille Oceaan. Stromen van regen
plooien het zand. Aan de andere kant slaapt mijn oma
geluidloos in haar bed. Haar áo dài van de witste zijde.
Mijn moeder wist dat haar moeder was gestorven voordat de telefoon afging
zoals klokken die aankondigen dat de laatste Amerikaanse helikopter Sài Gòn verlaat.
Pijl teruggeschoten naar zijn boog. Langeafstandsraket.
Ze zou de lucht in springen om naar huis te vliegen, als ze kon. In plaats daarvan werkt ze
over. Krult haar haren met hete rollers. Dept rouge op haar wangen
zoals Gong Li in Raise the Red Lantern. Ik ben haar remplaçant. Verborgen
in de deuropening tussen haar verdriet en het mijne, smeer ik haar foundation
op mijn gezicht. Ik verberg de delen van mij die zij verbergt, tuit mijn lippen
alsof ik een man kus die mij bemint zoals ik bemind wil worden.
Ik spreek hun betoverende namen hardop uit. Twisted rose. Fuchsia in Paris. Oneerbiedigheid.
Ik kies de lippenstift die ze het minst goed zou keuren. Mijn mond een opengespleten
granaatappel. Een granaat met een losse pin. In de keuken
wikkel ik een wit laken om mijn middel en dans
urenlang, gehypnotiseerd door mijn spiegelbeeld in een verkoolde koekenpan.
Ik lach haar lach, de manier waarop mijn oma lachte
toen ze mij leerde hoe de Chú Đại Bi te bidden, toen ik haar haren vlocht
in ondraaglijke hitte, mijn kleine vingers weefden de zilveren strengen
in een visgraatvlecht, een Franse twist. Elke knoop een toekomst die ze nooit een naam gaf,
begraven in haar bodem, waar ze het beeld van haar zonen en dochters
diep wegstopte. Het spijt me, moeder van mijn moeder, onsterfelijke bodhisattva
met duizend handen, kauwend op een betelwortel, je tanden zwart als de dageraad.
Geen enkel kind in onze familie blijft een kind waarvan de moeder kan houden.

LIPSTICK ELEGY

Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère