Poetry International Poetry International
Gedicht

Fiston Mwanza Mujila

Kasala for my Kaku

my great-grandfather, Kaku, as we affectionately called him 
had lived for a long time 
he was 105 years old; 120, 134, 142, 157, 169, 186, 192  
maybe even 2 centuries of age 
my Kaku was such an antique 
that he had stopped counting the years
he was no longer certain even of the century in which he was born
my Kaku was as old as the sun
my Kaku was as old as the flood  
my Kaku, yes, my Kaku was as old as the Zambezi River 
my Kaku was as old as the Mississippi
my Kaku was as old as the Danube 
my Kaku was as old as the Lubumbashi-Ilebo railroad 
my Kaku was as old as New Guinea (x 5) 

more than once, my Kaku had wanted to die but death had boycotted him

every morning, we settled him in his rocking chair 
on the veranda, facing the sun 
we fed him at noon
at dusk, my Kaku was still working his jaws 
then we put him to bed 
the body, his body, the body of Kaku no longer responded
due to old age, he had lost his ability to move
only his voice and memory remained intact  
Kaku talked without stint 
Kaku retold his early childhood in Dimbelenge 
Kaku expounded upon his turbulent youth 
Kaku held forth on his life in the mines of Bakwanga and Katanga; Kaku, with his legendary verve, recounted the family exodus, reeled off the genealogy of Mwanza-wa-Mwanza, summoned up memories of Zaire, dilated on the first war in Shaba, evoked Lumumba, the massacre of the Katakelayi diggers, the secret agents of the Second Republic...

Nestled in his rocking chair  
an oceanic beard swallowing up his chin 
my Kaku became a prophet
he augured Republics to come, incandescent stars, railroads connecting all points of the nation, cities drunk on light, dumbfounded populations  
with the same verve, the same pleasure, the same spittle, my Kaku talked, my Kaku talked, my Kaku talked...

(laughter)   
what nostalgia, what melancholy, what solitude, what anguish    we, the centipedes, we writhe against this dog’s life   
Kaku, up above 
between heaven and earth 
chuckles at the rest of us 
Kaku 
Kaku  
Kaku
Kaku
Kaku

Kasala voor mijn Kaku

mijn overgrootvader, Kaku, zoals zijn koosnaam luidde
is heel oud geworden  
hij werd 105, 120, 134, 142, 157, 169, 186, 192  
misschien wel 2 eeuwen oud   
mijn Kaku was zo stokoud
dat hij zijn leeftijd niet langer bijhield 
hij was zelfs vergeten in welke eeuw hij geboren was
mijn Kaku was zo oud als de zon 
mijn Kaku was zo oud als de zondvloed 
mijn Kaku, ja, mijn Kaku was zo oud als de Zambezi 
mijn Kaku was zo oud als de Mississippi  
mijn Kaku was zo oud als de Donau
mijn Kaku was zo oud als de spoorweg Lubumbashi-Ilebo
mijn Kaku was zo oud als Nieuw- Guinea (x 5) 

meer dan eens wilde mijn Kaku het loodje leggen, maar hij werd geboycot door de dood

elke ochtend plaatsten ze hem in een schommelstoel
op de veranda, in de zon
’s middags brachten ze zijn eten
’s avonds zat mijn Kaku nog steeds te kauwen
daarna zetten ze hem in zijn kamer

het lijf, het lijf, het lijf van Kaku gaf er de brui aan 
vanwege zijn hoge leeftijd was hij niet langer mobiel  
alleen zijn stem en zijn geheugen waren nog intact 
Kaku praatte aan één stuk 
Kaku vertelde over zijn prille kindertijd in Dimbelenge  
Kaku sprak over zijn bewogen jeugd
Kaku wijdde lang uit over zijn leven in de mijnen van Bakwanga en Katanga; met zijn legendarische welbespraaktheid verhaalde Kaku de exodus van zijn gezin, ontrafelde de stamboom van Mwanza-wa-Mwanza, bracht Zaïre in herinnering, hield halt bij de eerste oorlog van Shaba, had het over Lumumba, het bloedbad van de mijnwerkers van Katakelayi, de stillen van de Tweede Republiek...

als hij in zijn schommelstoel zat 
met zijn oceanische baard waarin zijn kin verzonk
werd mijn Kaku een heuse profeet
hij voorspelde nieuwe republieken, fonkelende sterren, spoorwegen over het hele land, steden dronken van licht, overdonderde volkeren 
met dezelfde gloed, hetzelfde vuur, hetzelfde speeksel praatte mijn Kaku, praatte mijn Kaku, praatte mijn Kaku maar ...

(lachen)  
wat een heimwee, wat een weemoed, wat een eenzaamheid, wat een angst
wij, arme duizendpoten, vechten tegen dit hondenleven
Kaku, daarboven     
tussen hemel en aarde
lacht zich om ons te pletter
Kaku
Kaku
Kaku 
Kaku 
Kaku

Kasala pour mon Kaku

mon arrière-grand-père, Kaku, comme on le désignait affectueusement
avait longtemps vécu                                                   
il avait 105 ans; 120, 134, 142, 157, 169, 186, 192
peut-être même 2 siècles
mon Kaku était tellement vieillot
à telle enseigne qu’il avait cessé de compter son âge
il ne se rappelait même plus dans quel siècle il était né
mon Kaku avait l’âge du soleil
mon Kaku avait l’âge du déluge
mon Kaku, oui, mon Kaku avait l’âge du fleuve Zambèse
mon Kaku avait l’âge du Mississippi
mon Kaku avait l’âge du Danube
mon Kaku avait l’âge du chemin de fer Lubumbashi-Ilebo
mon Kaku avait l’âge de la Nouvelle Guinée (x 5) 

plusieurs fois, mon Kaku souhaita crever mais la mort le boycotta

chaque matin, on le déposait sur une chaise à bascule
dans la véranda, face au soleil
on le ravitaillait en nourriture à midi
au crépuscule, mon Kaku tournait encore ses mâchoires
puis, on l’installait dans sa chambre                         

le corps, son corps, le corps de Kaku ne fonctionnait plus
à force de vieillesse, il avait perdu de sa mobilité
seules sa voix et sa mémoire demeuraient intactes
Kaku parlait sans frein
Kaku racontait sa petite enfance à Dimbelenge
Kaku pérorait sur sa jeunesse mouvementée
Kaku s’étendait longuement sur sa vie dans les mines de Bakwanga et du Katanga; Kaku de sa verve légendaire retraçait l’exode familial, égrenait la généalogie de Mwanza-wa-Mwanza, rappelait à la mémoire le Zaïre, s’attardait sur la première guerre du Shaba, évoquait Lumumba, le massacre des creuseurs de Katakelayi, les barbouzes de la Deuxième République . . .

blotti dans son rocking chair
une barbe-océan lui dévorant son menton
mon Kaku devenait même prophète
il prédisait des Républiques à venir, des étoiles incandescentes, des chemins de fer reliant tout le pays, des villes enivrées de lumière, des populations ébahies
avec la même verve, le même engouement, la même bave, mon Kaku parlait, mon Kaku parlait, mon Kaku parlait . . .

(rires)
quelle nostalgie, quelle mélancolie, quelle solitude, quelle angoisse  
nous, scolopendres, on est en train de lutter contre cette vie de chien
Kaku, là-haut
entre ciel et terre
se marre de nous autres
Kaku
Kaku
Kaku
Kaku
Kaku
Close

Kasala voor mijn Kaku

mijn overgrootvader, Kaku, zoals zijn koosnaam luidde
is heel oud geworden  
hij werd 105, 120, 134, 142, 157, 169, 186, 192  
misschien wel 2 eeuwen oud   
mijn Kaku was zo stokoud
dat hij zijn leeftijd niet langer bijhield 
hij was zelfs vergeten in welke eeuw hij geboren was
mijn Kaku was zo oud als de zon 
mijn Kaku was zo oud als de zondvloed 
mijn Kaku, ja, mijn Kaku was zo oud als de Zambezi 
mijn Kaku was zo oud als de Mississippi  
mijn Kaku was zo oud als de Donau
mijn Kaku was zo oud als de spoorweg Lubumbashi-Ilebo
mijn Kaku was zo oud als Nieuw- Guinea (x 5) 

meer dan eens wilde mijn Kaku het loodje leggen, maar hij werd geboycot door de dood

elke ochtend plaatsten ze hem in een schommelstoel
op de veranda, in de zon
’s middags brachten ze zijn eten
’s avonds zat mijn Kaku nog steeds te kauwen
daarna zetten ze hem in zijn kamer

het lijf, het lijf, het lijf van Kaku gaf er de brui aan 
vanwege zijn hoge leeftijd was hij niet langer mobiel  
alleen zijn stem en zijn geheugen waren nog intact 
Kaku praatte aan één stuk 
Kaku vertelde over zijn prille kindertijd in Dimbelenge  
Kaku sprak over zijn bewogen jeugd
Kaku wijdde lang uit over zijn leven in de mijnen van Bakwanga en Katanga; met zijn legendarische welbespraaktheid verhaalde Kaku de exodus van zijn gezin, ontrafelde de stamboom van Mwanza-wa-Mwanza, bracht Zaïre in herinnering, hield halt bij de eerste oorlog van Shaba, had het over Lumumba, het bloedbad van de mijnwerkers van Katakelayi, de stillen van de Tweede Republiek...

als hij in zijn schommelstoel zat 
met zijn oceanische baard waarin zijn kin verzonk
werd mijn Kaku een heuse profeet
hij voorspelde nieuwe republieken, fonkelende sterren, spoorwegen over het hele land, steden dronken van licht, overdonderde volkeren 
met dezelfde gloed, hetzelfde vuur, hetzelfde speeksel praatte mijn Kaku, praatte mijn Kaku, praatte mijn Kaku maar ...

(lachen)  
wat een heimwee, wat een weemoed, wat een eenzaamheid, wat een angst
wij, arme duizendpoten, vechten tegen dit hondenleven
Kaku, daarboven     
tussen hemel en aarde
lacht zich om ons te pletter
Kaku
Kaku
Kaku 
Kaku 
Kaku

Kasala for my Kaku

my great-grandfather, Kaku, as we affectionately called him 
had lived for a long time 
he was 105 years old; 120, 134, 142, 157, 169, 186, 192  
maybe even 2 centuries of age 
my Kaku was such an antique 
that he had stopped counting the years
he was no longer certain even of the century in which he was born
my Kaku was as old as the sun
my Kaku was as old as the flood  
my Kaku, yes, my Kaku was as old as the Zambezi River 
my Kaku was as old as the Mississippi
my Kaku was as old as the Danube 
my Kaku was as old as the Lubumbashi-Ilebo railroad 
my Kaku was as old as New Guinea (x 5) 

more than once, my Kaku had wanted to die but death had boycotted him

every morning, we settled him in his rocking chair 
on the veranda, facing the sun 
we fed him at noon
at dusk, my Kaku was still working his jaws 
then we put him to bed 
the body, his body, the body of Kaku no longer responded
due to old age, he had lost his ability to move
only his voice and memory remained intact  
Kaku talked without stint 
Kaku retold his early childhood in Dimbelenge 
Kaku expounded upon his turbulent youth 
Kaku held forth on his life in the mines of Bakwanga and Katanga; Kaku, with his legendary verve, recounted the family exodus, reeled off the genealogy of Mwanza-wa-Mwanza, summoned up memories of Zaire, dilated on the first war in Shaba, evoked Lumumba, the massacre of the Katakelayi diggers, the secret agents of the Second Republic...

Nestled in his rocking chair  
an oceanic beard swallowing up his chin 
my Kaku became a prophet
he augured Republics to come, incandescent stars, railroads connecting all points of the nation, cities drunk on light, dumbfounded populations  
with the same verve, the same pleasure, the same spittle, my Kaku talked, my Kaku talked, my Kaku talked...

(laughter)   
what nostalgia, what melancholy, what solitude, what anguish    we, the centipedes, we writhe against this dog’s life   
Kaku, up above 
between heaven and earth 
chuckles at the rest of us 
Kaku 
Kaku  
Kaku
Kaku
Kaku
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère