Poetry International Poetry International
Gedicht

Jeet Thayil

THE HAUNTS

DE SCHUILPLAATSEN

Als sterrenlicht, als as of regen,
als een vlek op de maan,

als een boom, laten we zeggen een magnolia,

als een blad of een man die een blad imiteert
in stukken gescheurd
en prooi van de wind,

als de stank van een klein dood dier.

als een trilling in het trappenhuis,
een melodie of muis,
een traan, een ruk,

als angst gezien vanuit een vliegtuigraam,

als een telepathische rode kater
die in een streepje maanlicht verschijnt
het afgesloten huis binnenkomt
en zijn stinkende spoor achterlaat in elke afgesloten kamer,

als een boot op de Muvattupuzha die haast
zijn last van twee kinderen en een vrouw
laat vallen in de moessonstroom,
en als de rivier hen had meegesleurd,
hoeveel pijn zou dat hebben veroorzaakt
en hoeveel hebben bespaard?

als mijn moeder die het monsterlijke hoofd tussen haar benen uit probeert te persen,

als de stalker om vier uur ’s morgens
de krakende schommel in het park bij mijn huis
het naar beneden gekeerde gezicht wit in het licht van het mobieltje,

als de god die over de zolder van mijn geest paradeert
of de geest die kronkelt in de kelder
of de slaaf die het midden bewoont,

als een ontroostbare sopraan haast aan het eind van het Ave Maria,

als een kersrode Stratocaster Elite
gevonden bij een lommerd in Vancouver
en afgepingeld tot achthonderd dollar,

als slechte heroïne in een steeg in Delhi
een verkruimelde roze pil, verkocht in een gedraaid stukje papier
hongerig maar vreugdeloos opgesnoven,

als een vrouw (weer en weer)
met krullend haar, met mond en ogen als de jouwe,

als een gestalte aan de kant van de snelweg
die me aanspoort om de auto in de prak te jagen
met een stem zo kalm en wijs
dat ik al mijn zelfbeheersing nodig had om niet toe te geven,

als goede heroïne in Zürich,

als een opgezwollen wit gezicht op het plafond van een geleende kamer
dat de hele nacht tegen me praat
met woorden die ik niet begrijp omdat ik er te high voor ben,

als een viool die kruipt door de
bomen voor de Humboldt Universiteit
en ik beschouwde muziek als de honger
die eet wie hij opstookt

als de voorzichtige hagedis die mijn brein bewaakt,

als de verblinde vogel die steelt – juwelen, rotzooi,
wat er maar te vinden is – om te bouwen
en wat bouwde ik meer dan een huis van stof?

als een ritueel van pasgetrouwde insecten
als een insect, gehoornd huiverend stuiptrekkend
piepkleine tyrannosaurusweeën,

als het wit van mijn baard, witheid die sneeuw of bedwelming te boven gaat,

als het verlaten kind dat je was
dat dag zei tegen wind en water 
het tegengestelde van lucht binnenging
nee zei tegen aardebloed

stop zei tegen lichaamsbloed
arriveerde als witte schaduw
zonder kenmerk of verlangen
als een druppel offerolie

je atomen liet samenkomen
vallend druipend onder
in je haast om het koninkrijk
van eeuwig leven in te gaan,

als ziekte, als leveraandoening
en de rivier van rode wijn die haar geneest,

als de blauwe druif die de wijn maakte,

als een zwarte brandplek op je been die ’s nachts ontstaat en jarenlang blijft zitten,
als een onverklaarbare bult op je schouder,

als het geluid van iemand die vlakbij zachtjes huilt in de nacht,

als een dood meisje met bloedrode lippen
bloedrode ogen en wangen
een bloedrood gewrongen hals,

als een crematoriumstank van
kamfer en vlees,

als wat je ook wilt,

maar kom terug.  
 

THE HAUNTS

As starlight, as ash or rain, 
as a smear on the moon,

as a tree, say a champakali, 

as a leaf or a man impersonating a leaf
torn into shreds 
and fed to the wind,

as the smell of a small dead animal,

as a tremble on the stair, 
a mouse or air,
a tear, a heave,

as fear glimpsed from the window of a plane,

as a telepathic ginger cat 
that appears in a slit of moonlight
enters the locked house 
and leaves its stinking spoor in each locked room,

as a boat on the Muhatupuzha about to drop
its load of two children and a woman
into the monsoon current,
and if the river had taken them 
how much pain would it have made,
how much would it have saved?

as my mother trying to push the monstrous head out from between her legs,

as the stalker at 4 AM
swing creaking in the park near my house
downturned face white in cellphone light,

as the god that swaggers the top floor of my spirit
or the ghost that twists in the basement
or the slave that inhabits the middle,

as an inconsolable soprano nearing the end of Ave Maria,

as a cherry red Stratocaster Elite 
found in a pawn shop in Vancouver 
and bargained down to eight hundred dollars,

as bad heroin in a Delhi alley
pink pill crushed up and sold in a twist of paper
snorted hungrily for no pleasure,

as a woman (again and again) 
whose hair curls, mouth moves or eyes well like yours,

as a figure by the side of the Expressway 
urging me to crash the car
in a voice so calm and wise
it took every shred of sanity not to give in,

as good heroin in Zurich,

as a bloated white face on the ceiling of a borrowed room 
talking to me all night 
in words I am too high to understand,

as a violin creeping through the
trees in front of Humboldt University
and I understood music as the hunger
that eats those it stokes,

as the careful lizard that patrols my brain,

as the dazzled bird who steals—gems, junk,
whatever comes – to build
and what did I build but a house of dust?

as a ritual between newlywed insects
as an insect, horned shivering convulsed
tiny tyrannosaurus throes,

as the white of my beard, whiteness beyond snow or stupor,

as the abandoned child you were
who said goodbye to wind and water
stepped into the opposite of air
said no to earth-blood

said stop to body-blood
arrived as white shadow
without features or desire
as a drop of sacrificial oil

made your atoms integrate
tumbling dripping under
in your hurry to enter
the kingdom of eternal life,

as illness, as liver disease
and the river of red wine that cures it,

as the black grape that made the wine,

as a black burn on the leg that appears overnight and stays for years,
as an unexplainable lump on the shoulder,

as the sound of someone close crying softly in the night,

as a dead girl with blood-red lips
blood-red eyes and cheeks
blood-red wrung neck,

as crematorium smell of 
camphor and meat,

as whatever you want,

just come back.
 
Close

DE SCHUILPLAATSEN

Als sterrenlicht, als as of regen,
als een vlek op de maan,

als een boom, laten we zeggen een magnolia,

als een blad of een man die een blad imiteert
in stukken gescheurd
en prooi van de wind,

als de stank van een klein dood dier.

als een trilling in het trappenhuis,
een melodie of muis,
een traan, een ruk,

als angst gezien vanuit een vliegtuigraam,

als een telepathische rode kater
die in een streepje maanlicht verschijnt
het afgesloten huis binnenkomt
en zijn stinkende spoor achterlaat in elke afgesloten kamer,

als een boot op de Muvattupuzha die haast
zijn last van twee kinderen en een vrouw
laat vallen in de moessonstroom,
en als de rivier hen had meegesleurd,
hoeveel pijn zou dat hebben veroorzaakt
en hoeveel hebben bespaard?

als mijn moeder die het monsterlijke hoofd tussen haar benen uit probeert te persen,

als de stalker om vier uur ’s morgens
de krakende schommel in het park bij mijn huis
het naar beneden gekeerde gezicht wit in het licht van het mobieltje,

als de god die over de zolder van mijn geest paradeert
of de geest die kronkelt in de kelder
of de slaaf die het midden bewoont,

als een ontroostbare sopraan haast aan het eind van het Ave Maria,

als een kersrode Stratocaster Elite
gevonden bij een lommerd in Vancouver
en afgepingeld tot achthonderd dollar,

als slechte heroïne in een steeg in Delhi
een verkruimelde roze pil, verkocht in een gedraaid stukje papier
hongerig maar vreugdeloos opgesnoven,

als een vrouw (weer en weer)
met krullend haar, met mond en ogen als de jouwe,

als een gestalte aan de kant van de snelweg
die me aanspoort om de auto in de prak te jagen
met een stem zo kalm en wijs
dat ik al mijn zelfbeheersing nodig had om niet toe te geven,

als goede heroïne in Zürich,

als een opgezwollen wit gezicht op het plafond van een geleende kamer
dat de hele nacht tegen me praat
met woorden die ik niet begrijp omdat ik er te high voor ben,

als een viool die kruipt door de
bomen voor de Humboldt Universiteit
en ik beschouwde muziek als de honger
die eet wie hij opstookt

als de voorzichtige hagedis die mijn brein bewaakt,

als de verblinde vogel die steelt – juwelen, rotzooi,
wat er maar te vinden is – om te bouwen
en wat bouwde ik meer dan een huis van stof?

als een ritueel van pasgetrouwde insecten
als een insect, gehoornd huiverend stuiptrekkend
piepkleine tyrannosaurusweeën,

als het wit van mijn baard, witheid die sneeuw of bedwelming te boven gaat,

als het verlaten kind dat je was
dat dag zei tegen wind en water 
het tegengestelde van lucht binnenging
nee zei tegen aardebloed

stop zei tegen lichaamsbloed
arriveerde als witte schaduw
zonder kenmerk of verlangen
als een druppel offerolie

je atomen liet samenkomen
vallend druipend onder
in je haast om het koninkrijk
van eeuwig leven in te gaan,

als ziekte, als leveraandoening
en de rivier van rode wijn die haar geneest,

als de blauwe druif die de wijn maakte,

als een zwarte brandplek op je been die ’s nachts ontstaat en jarenlang blijft zitten,
als een onverklaarbare bult op je schouder,

als het geluid van iemand die vlakbij zachtjes huilt in de nacht,

als een dood meisje met bloedrode lippen
bloedrode ogen en wangen
een bloedrood gewrongen hals,

als een crematoriumstank van
kamfer en vlees,

als wat je ook wilt,

maar kom terug.  
 

THE HAUNTS

Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère