Poetry International Poetry International
Gedicht

Kwame Dawes

from ‘INHERITANCE’

uit ‘ERFENIS’

I
 
In de luwte van de zeedruifbomen is de lucht scherp
van het zoet en zuur van gestoofd fruit en rottend
rond zijn sandalenvoeten. Zijn huid,
nog Boston-bleek en geconserveerd met Brahmaanse
toewijding door de roofvogelvrouw
die kanker ruikt in elke tropische wind,
is gekooid in schaduwen. Ik ken die oude ogen,
hun katachtige glans, vol streken;
zijn bovenlip met dat dunne streepje
mandarijn, de opgekrulde nervositeit
van een pas geschoren snor. Hij is oud
en wordt verzorgd. Hij eet geprakt voedsel
ook al heeft hij nog tanden – zij staat erop en liefde
vergoedt vrijwel heel de schuld
van die wulpse jaren in New England.
Oud als de profeten. Oud als een genie op
lijkkistleeftijd. Daarboven neemt een meeuw
het eiland op, stikt lussen door zee en hemel –
een vlakke horizon, de invalshoek waarop
een landschap wankelt, dit donkere leem der traditie
waarin zaden zich splitsen tot tedere bladeren.

from ‘INHERITANCE’

I
 
In the shade of the sea grape trees the air is tart
with the sweet and sour of stewed fruit rotting
about his sandaled feet. His skin,
still Boston pale and preserved with Brahman
devotion by the hawkish woman
who smells cancer in each tropical wind,
is caged in shadows. I know those worn eyes,
their feline gleam, mischief riddled;
his upper lip lined with a thin stripe
of tangerine, the curled up nervousness
of a freshly shaved mustache. He is old
and cared for. He accepts mashed food
though he still has teeth – she insists and love
is about atoning for the guilt
of those goatish years in New England.
A prophet’s kind of old. Old like casket-
aged genius. Above, a gull surveys
the island, stitches loops thorough the sea and sky –
an even horizon, the bias on which
teeters a landscape, this dark loam of tradition
in which seeds split into tender leaves.
Close

uit ‘ERFENIS’

I
 
In de luwte van de zeedruifbomen is de lucht scherp
van het zoet en zuur van gestoofd fruit en rottend
rond zijn sandalenvoeten. Zijn huid,
nog Boston-bleek en geconserveerd met Brahmaanse
toewijding door de roofvogelvrouw
die kanker ruikt in elke tropische wind,
is gekooid in schaduwen. Ik ken die oude ogen,
hun katachtige glans, vol streken;
zijn bovenlip met dat dunne streepje
mandarijn, de opgekrulde nervositeit
van een pas geschoren snor. Hij is oud
en wordt verzorgd. Hij eet geprakt voedsel
ook al heeft hij nog tanden – zij staat erop en liefde
vergoedt vrijwel heel de schuld
van die wulpse jaren in New England.
Oud als de profeten. Oud als een genie op
lijkkistleeftijd. Daarboven neemt een meeuw
het eiland op, stikt lussen door zee en hemel –
een vlakke horizon, de invalshoek waarop
een landschap wankelt, dit donkere leem der traditie
waarin zaden zich splitsen tot tedere bladeren.

from ‘INHERITANCE’

Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère