Poetry International Poetry International
Gedicht

Vahe Arsen

BY THE PATH OF THE LOST SUN

The night is torn apart giving birth
to a new but old sun,
a sun of lost paths
that become shoes, baby shoes for me,
 
a toy car from an old fairytale
or real diary entries
clinging firmly to my skin.
 
Among the dark rows of workers
I look again for knights,
feeling in my nostrils the worn-out smell of
faded banknotes.
 
Whether the door is wide open
or hanging in the air, pass
through.
Pass through the life, the living,
if death is real to you . . .
 
Can I and my armor-bearer
following on a donkey
save the beautiful heroine,
save her changing
Fate’s plot and save
in the name of the love she no longer needs?
 
Anachronistic dreams under
armored sheets . . .
 
Don Quixote, my despairing friend.
I was born too late
to meet you
and you were never born,        
 
turning only into a letter and a hero.
Don Quixote, with your virtual bridges,
turn back the windmills of time.
Your eyes see the earth turning;
let me taste and feel
the current of the river in the opposite direction . . .
 
Or it is merely an occasion?
A reason to see the sun?
 
I was a little late
and the river became a daily flow,
a routine telephone call,
a reality . . .
 
Seize the moment!
The river is always motionless,
clinging firmly to the earth,
faithful
unlike
Me
and
You
and
the city . . .
 
In the night lit by an electric lamp
the city trims its political
façade,
making faces in the mirror
wriggling time covering with its palm the falling star
maybe the last one this night
fatal
lasting a whole life if it rains
on both our heads at the same time . . .
 
time was uninterested in us,
indifferent to us even  . . .
 
time is just the city,
time is me
when I cross the bridge.

OVER HET VERLOREN PAD VAN DE ZON

De nacht spat uiteen en baart een nieuwe en oude Zon,
de Zon baart verloren gegane paden,
die voor mij een kinderschoentje zijn,
een speelgoedautootje, uit een sprookje geplukt,
of misschien ook wel een waargebeurd levensverhaal
stevig aan mijn huid geklampt.

In de verduisterde rijen dagloners
ben ik weer op zoek naar ridders,
maar mijn neusgaten vangen slechts versleten geur
van vergeelde bankbiljetten op.

Negeer de deur, als hij in de lucht hangt,
of als hij wagenwijd openstaat . . .
Negeer het leven, als je de dood als iets echts ziet . . .

Mijn schildknaap op zijn ezel en ik,
kunnen wij een denkbeeldige schone redden,
haar redden,
door het onzichtbare scenario van het lot te herschrijven,
op een ongeplande doodgewone dag
haar redden
omwille van de Liefde,
die de verliefde allang niet meer nodig heeft . . . ?

Omwille van de liefde,
anachronistisch
slapend onder een gepantserd laken . . .

Don Quichot, mijn vriend in wanhoop,
hoewel wij elkaar nooit hebben ontmoet,
ik ben veel te laat geboren
en jij, eigenlijk nooit geboren,
bent als letter en held opgedoken.
Don Quichot, draai de molens van de tijd achteruit
over je virtuele bruggen,
je was je bewust van je eigen waanzin
en ook nu nog zit je op je houten paard
en ziet je oog de wereld ronddraaien,
laat mij alsjeblieft proeven en voelen
tegen de rivierstroming in . . .

of is dit slechts een aanleiding,
een smoes om de zon te zien? . . .

Ik kwam net te laat
en de rivier werd een alledaagse stroom:
een doodgewoon, welbekend telefoontje
werd het (een echte) . . .

Vang het moment,
de rivier blijft altijd onbeweeglijk,
stevig aan de grond verankerd,
trouw,
in tegenstelling tot . . .
Mij
en
Jou . . .
en
de stad . . .

In de nacht, verlicht met elektrische lampen,
strijkt de stad haar politieke
smoelwerk glad,
en maakt het tot een menselijk gelaat . . .
in de kronkelende spiegel van de tijd
houdt zij haar hand voor de vallende ster,
misschien wel de laatste van deze nacht,
een noodlottige,
die een leven lang zal duren, als het regent
op onze hoofden, op allebei tegelijk . . .

De tijd koos voor geen van ons partij,
bleef onverschillig zelfs . . .

De tijd ìs gewoon de stad,
de tijd ben ik,
als ik de brug oversteek.

Close

OVER HET VERLOREN PAD VAN DE ZON

De nacht spat uiteen en baart een nieuwe en oude Zon,
de Zon baart verloren gegane paden,
die voor mij een kinderschoentje zijn,
een speelgoedautootje, uit een sprookje geplukt,
of misschien ook wel een waargebeurd levensverhaal
stevig aan mijn huid geklampt.

In de verduisterde rijen dagloners
ben ik weer op zoek naar ridders,
maar mijn neusgaten vangen slechts versleten geur
van vergeelde bankbiljetten op.

Negeer de deur, als hij in de lucht hangt,
of als hij wagenwijd openstaat . . .
Negeer het leven, als je de dood als iets echts ziet . . .

Mijn schildknaap op zijn ezel en ik,
kunnen wij een denkbeeldige schone redden,
haar redden,
door het onzichtbare scenario van het lot te herschrijven,
op een ongeplande doodgewone dag
haar redden
omwille van de Liefde,
die de verliefde allang niet meer nodig heeft . . . ?

Omwille van de liefde,
anachronistisch
slapend onder een gepantserd laken . . .

Don Quichot, mijn vriend in wanhoop,
hoewel wij elkaar nooit hebben ontmoet,
ik ben veel te laat geboren
en jij, eigenlijk nooit geboren,
bent als letter en held opgedoken.
Don Quichot, draai de molens van de tijd achteruit
over je virtuele bruggen,
je was je bewust van je eigen waanzin
en ook nu nog zit je op je houten paard
en ziet je oog de wereld ronddraaien,
laat mij alsjeblieft proeven en voelen
tegen de rivierstroming in . . .

of is dit slechts een aanleiding,
een smoes om de zon te zien? . . .

Ik kwam net te laat
en de rivier werd een alledaagse stroom:
een doodgewoon, welbekend telefoontje
werd het (een echte) . . .

Vang het moment,
de rivier blijft altijd onbeweeglijk,
stevig aan de grond verankerd,
trouw,
in tegenstelling tot . . .
Mij
en
Jou . . .
en
de stad . . .

In de nacht, verlicht met elektrische lampen,
strijkt de stad haar politieke
smoelwerk glad,
en maakt het tot een menselijk gelaat . . .
in de kronkelende spiegel van de tijd
houdt zij haar hand voor de vallende ster,
misschien wel de laatste van deze nacht,
een noodlottige,
die een leven lang zal duren, als het regent
op onze hoofden, op allebei tegelijk . . .

De tijd koos voor geen van ons partij,
bleef onverschillig zelfs . . .

De tijd ìs gewoon de stad,
de tijd ben ik,
als ik de brug oversteek.

BY THE PATH OF THE LOST SUN

The night is torn apart giving birth
to a new but old sun,
a sun of lost paths
that become shoes, baby shoes for me,
 
a toy car from an old fairytale
or real diary entries
clinging firmly to my skin.
 
Among the dark rows of workers
I look again for knights,
feeling in my nostrils the worn-out smell of
faded banknotes.
 
Whether the door is wide open
or hanging in the air, pass
through.
Pass through the life, the living,
if death is real to you . . .
 
Can I and my armor-bearer
following on a donkey
save the beautiful heroine,
save her changing
Fate’s plot and save
in the name of the love she no longer needs?
 
Anachronistic dreams under
armored sheets . . .
 
Don Quixote, my despairing friend.
I was born too late
to meet you
and you were never born,        
 
turning only into a letter and a hero.
Don Quixote, with your virtual bridges,
turn back the windmills of time.
Your eyes see the earth turning;
let me taste and feel
the current of the river in the opposite direction . . .
 
Or it is merely an occasion?
A reason to see the sun?
 
I was a little late
and the river became a daily flow,
a routine telephone call,
a reality . . .
 
Seize the moment!
The river is always motionless,
clinging firmly to the earth,
faithful
unlike
Me
and
You
and
the city . . .
 
In the night lit by an electric lamp
the city trims its political
façade,
making faces in the mirror
wriggling time covering with its palm the falling star
maybe the last one this night
fatal
lasting a whole life if it rains
on both our heads at the same time . . .
 
time was uninterested in us,
indifferent to us even  . . .
 
time is just the city,
time is me
when I cross the bridge.
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère