Poetry International Poetry International
Gedicht

Matthew Sweeney

THE ICE HOTEL

HET IJSHOTEL

Ik ga terug naar het ijshotel,
deze keer onder een valse naam,
omdat het verblijf daar me lokt.

Ik zal in de hal staan, verrast
door de vormgeving van dit jaar,
omdat die nooit hetzelfde kan zijn

daar ijs smelt en alles hier ijs is –
de muren, het plafond, de vloer,
de zetels in de foyer, het bed.

Niet dat ik op naakt ijs lag,
maar op de huiden van rendieren,
hoog opgestapeld, als op een slee.

Maar eerst liep ik naar de bar –
geen bier, louter wodka –
en kwam daar mijn beeldhouwer tegen,

of liever mijn ijshouwer
wiens stukken waren uitgestald
in iedere ruimte van het ijshotel,

en die me zei dat hij Thor heette.
We stonden in dat ijsblauwe licht
gefluisterde woorden te wisselen

en wodka na wodka te drinken
tot we besloten naar bed te gaan,
en geen van ons sliep die nacht.

THE ICE HOTEL

I’m going back to the ice hotel,
this time under a false name
as I need to stay there again.

I’ll stand in the entrance hall,
marvelling at this year’s design,
loving the way it can’t be the same

because ice melts and all here is ice –
the walls, the ceiling, the floor,
the seats in the lobby, the bed.

Not that I lay on naked ice,
but on the skins of reindeers,
piled high, as on a sled.

First, though, I went to the bar –
no beer, only vodka –
and I met my sculptor there,

or I should say, my ice sculptor
whose pieces were on display
in every room in the ice hotel,

and who told me his name was Thor.
We stood in that ice-blue light
swapping whisper after whisper,

drinking vodka after vodka
till we agreed to go to bed,
and neither of us slept that night.
Close

HET IJSHOTEL

Ik ga terug naar het ijshotel,
deze keer onder een valse naam,
omdat het verblijf daar me lokt.

Ik zal in de hal staan, verrast
door de vormgeving van dit jaar,
omdat die nooit hetzelfde kan zijn

daar ijs smelt en alles hier ijs is –
de muren, het plafond, de vloer,
de zetels in de foyer, het bed.

Niet dat ik op naakt ijs lag,
maar op de huiden van rendieren,
hoog opgestapeld, als op een slee.

Maar eerst liep ik naar de bar –
geen bier, louter wodka –
en kwam daar mijn beeldhouwer tegen,

of liever mijn ijshouwer
wiens stukken waren uitgestald
in iedere ruimte van het ijshotel,

en die me zei dat hij Thor heette.
We stonden in dat ijsblauwe licht
gefluisterde woorden te wisselen

en wodka na wodka te drinken
tot we besloten naar bed te gaan,
en geen van ons sliep die nacht.

THE ICE HOTEL

Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère