Poetry International Poetry International
Gedicht

Christian Hawkey

REPORT FROM THE UNDERSECRETARY OF INQUESTS

BERICHT VAN DE STAATSSECRETARIS VAN GERECHTELIJKE ONDERZOEKEN

Geslacht: moeilijk vast te stellen. Leeftijd:
ver voorbij de houdbaarheid. Ogen: konden groter.
Neus: poreus. Nek: uitgerekt.
Haar: vrij schaars. Hartslag: afgelast.
Geslacht: wordt op gewacht. In ’t voorhoofd een barst,
wellicht door sterren of stervormig gereedschap
zoals een kruiskop veroorzaakt, hoewel
de tong, in de knoop, recent nog gelokaliseerd
aan de binnenkant van de rechterwang
je groet, helder
zoals schaduwen de liefde van de zon begroeten
voor late namiddagen in winterse bomen
zonder blad net als het woord tak.
Ik ben wakker. Ik ben wakker. Paar
minuutjes nog een paar minuutjes &
een gezicht dat de ochtend in beweging
prikt begint te knipperen. Waar is
mijn verentooi. Geen vogel in de lucht.
Blauw is een gat in mijn hoofd waar
je in vliegt, fluisterend, vragend.
De veerachtige tong van een kat. Zijn zee van geduld.
Voorjaar. Nat voorste stuk van het jaar. Ze trokken
de rivier uit het lichaam
met de naam van vandaag, Dinsdag,
kende je haar brede, vlakke blik
& hoe die zich bewoog
of hoe bepaalde dingen bewegen, alsof
van onderen, de aarde ongezien, als
het schoudergewricht van een stier plotseling opzij
moet schuiven door een vlieg. Flecknoe
is zijn naam. Hij woont onder het bord
van De Treurige Pelikanen, die makkelijk
te vinden zijn doordat hun leren,
verweerde elastische keelzak
zich bij weinig wind uitvouwt
tot een grijze, bewolkte hemel. & wat is er met
waar dacht ik aan. Jij bent
een schuchtere minnares. Een jadegrauw kwarts
omringt je nek die lang is,
& gedraaid, & als een zuil
van vleeskleurige vloeistof
je hoofd door kamers draagt, ramen, muren
gemaakt van mist, in tegenlicht. Kan iemand
me vertellen wie die man van de kruiskop was. Elk leven
is een werktuig. We houden onze eigen
handen vast. We draaien in slow motion
bijeen gehouden door een paar schroefjes,
deze pols, een dinsdag, licht
dat alle patronen mogelijk maakt
& hoe ze in jou vervagen, zoals jij.

REPORT FROM THE UNDERSECRETARY OF INQUESTS

Gender: indeterminate. Age:
ancient. Eyes: undersized.
Nose: broken. Neck: connected.
Hair: mostly air. Chest: at rest.
Gender: pending. Forehead: dented,
perhaps by stars or star-shaped devices
such as a Phillips head, although
the tongue, twisted, recently located
inside the right cheek
salutes you, clearly
as shadows salute the sun’s love
of late afternoons in winter trees
leafless as the word branches.
I’m awake. I’m awake. Minutes
more a few minutes more &
a face the morning twitches into
movement is blinking. Where’s
my war bonnet. Birdlessly the sky.
Blue is a hole in my head you
fly into, whispering, questioning.
A cat’s feathered tongue. Its patiences.
Spring. Coiled sources. They pulled
the river out of the body
called today, Tuesday,
did you know her wide, flat gaze
& the way it moved
or certain things move, as if
from beneath, unseen the earth, like
a bull’s shoulder must flow suddenly sideways
for a fly. Flecknoe
is his name. He lives under the sign
of The Sad Pelicans, which are easy
to find since their leathery,
weather-beaten distensible gular pouches
unfold with a little wind
as grey, overcast skies. & what’s with
I lost my thought. You are
a coy mistress. A jade-gray chalcedony
curtains your neck which is long,
& curving, & carries
like a column of flesh-colored liquid
your head through rooms, windows, walls
made of mist, backlit. Can anyone
tell me who Phillips was. Each life
is a tool. We’re holding
our own hands. We’re turning in slow motion
held together by a few screws,
this wrist, a Tuesday, light
allowing all the patterns
& how they blur into you, as you.
Close

BERICHT VAN DE STAATSSECRETARIS VAN GERECHTELIJKE ONDERZOEKEN

Geslacht: moeilijk vast te stellen. Leeftijd:
ver voorbij de houdbaarheid. Ogen: konden groter.
Neus: poreus. Nek: uitgerekt.
Haar: vrij schaars. Hartslag: afgelast.
Geslacht: wordt op gewacht. In ’t voorhoofd een barst,
wellicht door sterren of stervormig gereedschap
zoals een kruiskop veroorzaakt, hoewel
de tong, in de knoop, recent nog gelokaliseerd
aan de binnenkant van de rechterwang
je groet, helder
zoals schaduwen de liefde van de zon begroeten
voor late namiddagen in winterse bomen
zonder blad net als het woord tak.
Ik ben wakker. Ik ben wakker. Paar
minuutjes nog een paar minuutjes &
een gezicht dat de ochtend in beweging
prikt begint te knipperen. Waar is
mijn verentooi. Geen vogel in de lucht.
Blauw is een gat in mijn hoofd waar
je in vliegt, fluisterend, vragend.
De veerachtige tong van een kat. Zijn zee van geduld.
Voorjaar. Nat voorste stuk van het jaar. Ze trokken
de rivier uit het lichaam
met de naam van vandaag, Dinsdag,
kende je haar brede, vlakke blik
& hoe die zich bewoog
of hoe bepaalde dingen bewegen, alsof
van onderen, de aarde ongezien, als
het schoudergewricht van een stier plotseling opzij
moet schuiven door een vlieg. Flecknoe
is zijn naam. Hij woont onder het bord
van De Treurige Pelikanen, die makkelijk
te vinden zijn doordat hun leren,
verweerde elastische keelzak
zich bij weinig wind uitvouwt
tot een grijze, bewolkte hemel. & wat is er met
waar dacht ik aan. Jij bent
een schuchtere minnares. Een jadegrauw kwarts
omringt je nek die lang is,
& gedraaid, & als een zuil
van vleeskleurige vloeistof
je hoofd door kamers draagt, ramen, muren
gemaakt van mist, in tegenlicht. Kan iemand
me vertellen wie die man van de kruiskop was. Elk leven
is een werktuig. We houden onze eigen
handen vast. We draaien in slow motion
bijeen gehouden door een paar schroefjes,
deze pols, een dinsdag, licht
dat alle patronen mogelijk maakt
& hoe ze in jou vervagen, zoals jij.

REPORT FROM THE UNDERSECRETARY OF INQUESTS

Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère