Poetry International Poetry International
Gedicht

John Leefmans

FLIGHT REPORT

Driven together in ‘The Divested Swine’:
‘technical delay’, ‑ wings frosted ‑,
the cleric, one eye pinched, saw in a wink
between ass and ox the luminous apparition,
blessed nova, cool consolation for feverish eyes, ‑
but long after Circe had spied, counted and weighed me.
We broke her bread, we drank my bloodred wine,
were called and resumed the flight,
laden with luggage and proofs of our existence.

With charged whispers each other we kept awake,
lest we, weary of waiting, like the sheep around us, fall
asleep on each other; lest we, stripped of splendour,
also crease and crush the other’s wings.
With zeal we cauterized fresh wounds,
compound fractures we splinted and swathed,
and preened unruly feathers.
(Altogether, we did not rest together,
the new fire between us blazing, ‑
granting the firebrands pause nor rest.)
Over the headphones a boys-choir soothed
that shepherds kept watching all night.
We only heard half, did not sleep together.

In the misty light of dawn back on earth,
each had the own multitude to meet,
people, of oh, grace and good will,
led us off; cloven we dragged our leaden feet.
Her road was northward, southward went mine,
and each year the equator broadened east to west
since that sleepless almost silent night
of presented bread and proffered wine,
in ‘The Divested Swine’.
We never met again.

Herod, behind his ramparts ever since stands sentry,
behind his grey vest an angel sneering,
one hand always on the ready hilt,
blind in one eye, the other only seeing.

VLUCHTRAPPORT

VLUCHTRAPPORT

In ‘Het-varken-zonder-vest’ op een hoop gedrongen:
een technisch oponthoud, – onze vleugels bevroren,
zag de klerk niet één toegeknepen oog tussen ezel
en os de stralende verschijning, gebenedijde nova,
voor koortsige ogen en koele troost, – maar lang nadat
Circe mij reeds bespied, en geteld en gewogen had.

Wij braken haar brood, dronken mijn bloedrode wijn,
werden geroepen, en hervatten opgelucht de vlucht,
beladen met eigen bagage en bewijzen van bestaan.

Wij hielden elkaar wakker met geladen gefluister,
om niet, wachtensmoe, als de schapenmassa om ons heen,
over elkaar in slaap te vallen, om niet, ontluisterd,
ook elkaars vleugels te krenken of te kreuken.

Nijver schroeiden wij verse wonden dicht,
spalkten en zwachtelden gecompliceerde breuken,
en streken weerbarstige veren glad.
(Bij elkaar hebben wij niet bij elkaar gerust:
tussen ons vlamde het nieuwe vuur
en gunde de stokers rust noch duur.)
Door de koptelefoon suste een jongenskoor zacht
dat lieve herders waakten bij nacht.
Wij hoorden het half, sliepen niet met elkaar.

In het mistige schemerlicht terug op aarde,
had elk de eigen schare te begroeten;
luiden van genade en goede wille, ach,
troonden ons mee; gespleten
sleepten wij de loden voeten.
Haar koers voerde noordwaarts, mijn pad naar ’t zuiden,
en ieder jaar verbreedde de evenaar van oost tot west
sinds die slapeloze bijna stille nacht
van genadebrood en geschonken wijn
in ‘Het-varken-zonder-vest’.

Wij hebben elkaar nooit weergezien.
Achter zijn wallen schildert Herodes sedertdien, –
een engel grijnzend achter zijn grijze vest,
de hand steeds aan het gerede gevest,
één oog verblind, slechts het andere ziende.
John  Leefmans

John Leefmans

(Suriname, 1933 - 2012)

Landen

Ontdek andere dichters en gedichten uit Suriname

Gedichten Dichters

Talen

Ontdek andere dichters en gedichten in het Nederlands

Gedichten Dichters
Close

VLUCHTRAPPORT

In ‘Het-varken-zonder-vest’ op een hoop gedrongen:
een technisch oponthoud, – onze vleugels bevroren,
zag de klerk niet één toegeknepen oog tussen ezel
en os de stralende verschijning, gebenedijde nova,
voor koortsige ogen en koele troost, – maar lang nadat
Circe mij reeds bespied, en geteld en gewogen had.

Wij braken haar brood, dronken mijn bloedrode wijn,
werden geroepen, en hervatten opgelucht de vlucht,
beladen met eigen bagage en bewijzen van bestaan.

Wij hielden elkaar wakker met geladen gefluister,
om niet, wachtensmoe, als de schapenmassa om ons heen,
over elkaar in slaap te vallen, om niet, ontluisterd,
ook elkaars vleugels te krenken of te kreuken.

Nijver schroeiden wij verse wonden dicht,
spalkten en zwachtelden gecompliceerde breuken,
en streken weerbarstige veren glad.
(Bij elkaar hebben wij niet bij elkaar gerust:
tussen ons vlamde het nieuwe vuur
en gunde de stokers rust noch duur.)
Door de koptelefoon suste een jongenskoor zacht
dat lieve herders waakten bij nacht.
Wij hoorden het half, sliepen niet met elkaar.

In het mistige schemerlicht terug op aarde,
had elk de eigen schare te begroeten;
luiden van genade en goede wille, ach,
troonden ons mee; gespleten
sleepten wij de loden voeten.
Haar koers voerde noordwaarts, mijn pad naar ’t zuiden,
en ieder jaar verbreedde de evenaar van oost tot west
sinds die slapeloze bijna stille nacht
van genadebrood en geschonken wijn
in ‘Het-varken-zonder-vest’.

Wij hebben elkaar nooit weergezien.
Achter zijn wallen schildert Herodes sedertdien, –
een engel grijnzend achter zijn grijze vest,
de hand steeds aan het gerede gevest,
één oog verblind, slechts het andere ziende.

FLIGHT REPORT

Driven together in ‘The Divested Swine’:
‘technical delay’, ‑ wings frosted ‑,
the cleric, one eye pinched, saw in a wink
between ass and ox the luminous apparition,
blessed nova, cool consolation for feverish eyes, ‑
but long after Circe had spied, counted and weighed me.
We broke her bread, we drank my bloodred wine,
were called and resumed the flight,
laden with luggage and proofs of our existence.

With charged whispers each other we kept awake,
lest we, weary of waiting, like the sheep around us, fall
asleep on each other; lest we, stripped of splendour,
also crease and crush the other’s wings.
With zeal we cauterized fresh wounds,
compound fractures we splinted and swathed,
and preened unruly feathers.
(Altogether, we did not rest together,
the new fire between us blazing, ‑
granting the firebrands pause nor rest.)
Over the headphones a boys-choir soothed
that shepherds kept watching all night.
We only heard half, did not sleep together.

In the misty light of dawn back on earth,
each had the own multitude to meet,
people, of oh, grace and good will,
led us off; cloven we dragged our leaden feet.
Her road was northward, southward went mine,
and each year the equator broadened east to west
since that sleepless almost silent night
of presented bread and proffered wine,
in ‘The Divested Swine’.
We never met again.

Herod, behind his ramparts ever since stands sentry,
behind his grey vest an angel sneering,
one hand always on the ready hilt,
blind in one eye, the other only seeing.
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère