Poetry International Poetry International
Gedicht

Katia Kapovich

They’ve killed the rat that lived alone

They’ve killed the rat that lived alone
By the container where they piled old chairs,
Bent rusty lamps and carpets, all moth-eaten.
So they have finally exterminated her.
As I took off in the early hours
I saw her body right there in the puddle,
Or rather stretched along it like a boat
With oars lifted.
There she was, and the puddle that had served
Her as a mirror glowed and did not reflect
Her muzzle and whiskers, but the usual world
Of these dull backyards.
Now, my friend, you won’t scare us,
Suddenly dashing across the path before the walker,
But, can I say, you still have the same bright eyes
And your wet fur glistens like Russian silver.

We zijn de rat die de bewoonster was van de oranje vuilstort kwijt

We zijn de rat die de bewoonster was
van de oranje vuilstort kwijt. Ik zag haar
vanmorgen liggen midden in een plas,
toen ik de binnenplaats op kwam. Ze lag daar,
de bamboe zong, de buitenlamp was aan.
Weer, met de koppigheid van een belegen
padvinder kringen vormend, was het gaan
motregenen, een fijne grijze regen,
en in de poel werd nu niets meer weerkaatst –
het spiegelglas waarin zij had gekeken,
haar eigen vijvertje, was op het laatst
de plek waar zij te sterven kwam gebleken.
De hoeken van de binnenplaats, vriendin,
zul jij niet meer als bissectrice delen.
Moet ik jou schuwen als de dood? Zal in
jouw vel geen zilverende wind meer spelen?

Избавились от крысы, что жила
в оранжевом контейнере для струже
Когда сквозь двор наутро я прошла,
она лежала посредине лужи.
Фонарь еще горел, шумел бамбук –
там снова начинался дождик серый,
чтоб в луже рисовать за кругом круг
с упорством переростка-пионера.
И лужа, что была ее прудом
и зеркалом, в которое взирала
и где лежала мертвая потом,
в то утро ничего не отражала.
Уже, подруга, ты не будешь впредь
делить углы двора, как биссектриса.
Что тут сказать? Что ты страшна, как смерть?
Что шерсть твоя от ветра серебрится?
Close

We zijn de rat die de bewoonster was van de oranje vuilstort kwijt

We zijn de rat die de bewoonster was
van de oranje vuilstort kwijt. Ik zag haar
vanmorgen liggen midden in een plas,
toen ik de binnenplaats op kwam. Ze lag daar,
de bamboe zong, de buitenlamp was aan.
Weer, met de koppigheid van een belegen
padvinder kringen vormend, was het gaan
motregenen, een fijne grijze regen,
en in de poel werd nu niets meer weerkaatst –
het spiegelglas waarin zij had gekeken,
haar eigen vijvertje, was op het laatst
de plek waar zij te sterven kwam gebleken.
De hoeken van de binnenplaats, vriendin,
zul jij niet meer als bissectrice delen.
Moet ik jou schuwen als de dood? Zal in
jouw vel geen zilverende wind meer spelen?

They’ve killed the rat that lived alone

They’ve killed the rat that lived alone
By the container where they piled old chairs,
Bent rusty lamps and carpets, all moth-eaten.
So they have finally exterminated her.
As I took off in the early hours
I saw her body right there in the puddle,
Or rather stretched along it like a boat
With oars lifted.
There she was, and the puddle that had served
Her as a mirror glowed and did not reflect
Her muzzle and whiskers, but the usual world
Of these dull backyards.
Now, my friend, you won’t scare us,
Suddenly dashing across the path before the walker,
But, can I say, you still have the same bright eyes
And your wet fur glistens like Russian silver.
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère