Poetry International Poetry International
Artikel

Menno Wigman (1966 - 2018)

4 februari 2018
De dichter die de hedendaagse weemoed en vertwijfeling in goed geformuleerde, muzikale zinnen als geen ander kon verwoorden is niet meer. Donderdag 1 februari 2018 overleed in het VU ziekenhuis te Amsterdam de dichter Menno Wigman. Hij werd 51 jaar oud.
In een leven gewijd aan de poëzie was hij naar eigen zeggen slordig met geluk geweest. Altijd drong de poëzie al het andere in het leven op de achtergrond en eiste al zijn aandacht op. Al kon hij in die poëzie ook het verlangen, de fysieke manifestatie van het bestaan en vooral de liefde voor het leven kwijt dat tussen alle troosteloze alledaagsheid een glorieus geluk in het vooruitzicht stelde. Wigman wist de klassieke romantische geest in moderne vormbewuste gedichten te vatten en zo nieuwe klassieke gedichten te scheppen die zowel critici als lezers overtuigden. Met zijn dood moeten we van een unieke stem in de poëzie afscheid nemen. Menno Wigman schreef dan wel ‘dat poëzie geen vorm van naastenliefde is. Eerder een ziekte die je met een handvol hopeloze idioten deelt’, dat handvol hopeloze idioten zou dankzij Menno Wigman weleens de omvang van een legioen kunnen hebben. Je zou het iedereen met een ziel en de behoefte aan schoonheid gunnen zich aan de ziekte van de poëzie over te kunnen geven en zich daarbij door de elegante en nietsontziende poëzie van Menno Wigman te laten leiden.

Rien ne va plus 
 
'Ik wou dat ik nooit een gedicht had gezien'
Slauerhoff

Je zult maar zestien zijn en lelijk. Zoals jij.
Maar je wilt dichter worden, melkt de woorden van
Rimbaud en Baudelaire en slurpt je moeders soep
onder vijandig licht. En 's avonds op je kamer
zit je je ouders tegen de vlakte te schrijven,
je dicht en heerst in het geniep over het leven,
een lelijk joch met een duivel tussen zijn dijen
dat ooit de mooiste meisjes zal berijden –
ja en je hand die nu zo woest papier bekrast
houdt op een dag een vlammend boekwerk vast.
Je naam in druk, de schoonheid van een vrouw: het komt,
het komt. Je bent een dichter nu en haast elk meisje
trapt erin. Gretig ben je, slordig met geluk.
Je leeft. Leeft niet. Schuilt steeds verscheurd in een gedicht
en haalt pas adem als je gure schoonheid ziet.
En nu, haast zesendertig, ziek en mensenschuw,
door poëzie van alles om je heen vervreemd,
nu kijk je naar je hand en spuug je op je pen.
Is het walging? Onmacht? Zelfhaat misschien?
Had je maar nooit een gedicht gezien.

Uit: ‘Slordig met geluk’
© Jan Baeke
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère