Poetry International Poetry International
Artikel
In gesprek met Miriam Van hee over 'Ook daar valt het licht'

“Mijn poëzie geeft me een plaats in de samenleving”

Michiel Hendrickx
22 januari 2014
“Van hee vindt een evenwicht tussen betrokkenheid op de wereld en individueel verlies, tussen oog voor de grote geschiedenis en intimistische waarneming. Met veel precisie en nuance roept ze zowel de gruwelen in Oost-Europa als de landschappen en mensen uit haar eigen jeugd op. Ze vraagt zich telkens op een subtiele manier af hoe zich daartegenover te verhouden. Deze dichteres is een vuurpijl: ze verlicht niets maar herinnert ons eraan dat het licht bestaat.” Dat staat in het tussentijdse juryverslag over ‘Ook daar valt het licht’. Ruben Hofma sprak met Van hee over haar genomineerde bundel.
Welke gedichten uit ‘Ook daar valt het licht’ vindt u het belangrijkst?
“Er is een gedicht dat veel geciteerd is: ‘op de watersportbaan’. Dat gedicht, dat over mijn vader gaat, vind ik zelf ook waardevol. Het zegt iets over de relatie tussen mij en mijn vader en het is het eerste gedicht na de vorige bundel waarin ik werkte met tweeregelige strofen. Iemand merkte op dat de strofen – en de vorm bepaal ik niet altijd bewust – overeen komen met de beweging van het roeien of de golven. Zo’n roeiboot gaat niet continu vooruit, maar schokkerig als een waterschaatser, een kevertje op de oppervlakte van het water. Uiteraard grijpt het mij aan als ik het gedicht lees, vooral de regels ‘bewogen misschien maar dat was / van hier niet te zien, het kon evengoed nog / een spelletje zijn waarvan ik de regels niet kende’. Ook het gedicht ‘de aardbeving’, is voor mij van belang. Sommige mensen houden niet van zulke droomgedichten. Ik was tevreden dat ik van een droom een gedicht kon maken, omdat de droomwereld een wereld is die ik nog niet helemaal heb doorgrond.”
 
Waarom zijn droomgedichten belangrijk voor u?
“Het schrijven van droomgedichten helpt mij om de relatie tussen droom en werkelijkheid te zien. Bovendien maken het beetje abstracte en het beetje absurdistische, het raadselachtige van bijvoorbeeld het gedicht ‘de aardbeving’, zo’n gedicht voor mij ongewoner, poëtischer. Waar de aardbeving van het gedicht vandaan komt heb ik me tijdens het schrijven wel afgevraagd. Ik weet het niet. Dat ik niet weet waar dingen uit mijn dromen vandaan komen, is voor mij fascinerend. In elke bundel staan een paar van deze droomgedichten, maar vooral in de laatste twee bundels, in deze en in ‘Buitenland’, komen ze voor. Ik vind dat een goede dichter over alles moet kunnen schrijven, ook over dromen. Dichten zie ik als een vak en daarin moet je nieuwe velden aanboren.”
 
In het gedicht ‘in de voorstad’ staan de woorden waarvan de titel is afgeleid. Wat wilt u met de woorden zeggen?
“Het zijn in eerste instantie relativerende woorden, want die voorstad ziet er troosteloos uit. Toch is de voorstad het waard om in mijn gedicht te verschijnen, want ook daar valt het licht. Dat licht stimuleerde de herinnering uit mijn jeugd, waarover het gedicht gaat. Het licht schijnt op anekdotes uit mijn jeugd die ik misschien dreigde te vergeten. Op het Poetry International Festival werd dichters gevraagd om foto’s te nemen van jezelf of je omgeving ter introductie van jezelf. Toen ik in Gent op de fiets door de voorstad naar huis reed, maakte ik voor die introductie een foto van een speciale lichtval. Dat wekte de herinnering die ik in het gedicht verwerkt heb. Gedichten ontstaan bij mij uit concrete situaties, die vervagen of waar iets filosofisch bij komt, of een herinnering of vergelijking, een associatie. Gedichten schrijven is voor mij vaak een diep, diep, diep nadenken.”
 
Waar schreef u de gedichten?
“Toen ik in 2012 een maand in Krakau verbleef in een schrijversresidentie, bleek het verblijf nogal vruchtbaar. Ik voltooide een aantal gedichten waarmee ik al eerder begonnen was en ik schreef een aantal nieuwe. Ik was alleen, had daar geen familie en was daarom alerter; mijn zintuigen werkten beter. Dat komt ten goede aan de poëzie. En ik mocht zelf de structuur bepalen van het dagelijks leven, dus verdiepte ik me in mijn omgeving en schreef daarover enkele gedichten, opgenomen in de cyclus ‘Het Nulpunt’. Vlakbij Kraków ligt voormalig kamp Auschwitz, waar ik op bezoek ben geweest. Dat bezoek en wat ik over het kamp las, hebben geleid tot onder meer de gedichten ‘de getuige’ en ‘de treinreis’. Zelfs ‘perm’, een gedicht over een plaats waar ik eens langskwam op reis naar Siberië, schreef ik in de residentie. Daarom heb ik weer een verblijf aangevraagd en gekregen, in Estland. Frankrijk komt in al mijn bundels aan bod, omdat ik daar in de Cevennen al meer dan twintig jaar een buitenhuis heb. Dat heeft mij zozeer geïnspireerd dat ik, toen ik er pas woonde, wilde dat ik daar geboren was.”
 
U wijdt ook veel gedichten aan Gent.
“Pas toen mijn partner en ik naar Gent verhuisden, voelde ik plots de mogelijkheid om over mijn geboortestad te schrijven en over de Dampoort, wat eigenlijk een heel lelijke plek is. Met de Dampoort werd ik in mijn jeugd erg geconfronteerd, omdat het een kruispunt is waar ik langskwam, waar nog altijd verkeersongelukken gebeuren en files ontstaan. Het openbaar vervoer speelt een grote rol in die gedichten omdat mijn vader bij de spoorwegen werkte en ik vroeger veel met de trein reisde. De cyclus had ik mijzelf opgelegd. Ik heb er heel hard aan gewerkt. Ik wilde over Gent schrijven om te zien of ik het kan. Een jaar of langer geleden werd mij het stadsdichterschap van Gent aangeboden, waarvoor ik heb bedankt. Ik heb altijd moeite met het schrijven op verzoek, ik ben bang dat ik dan onder mijn artistieke niveau schrijf. De cyclus ‘Station Gent Dampoort’ is gelukt, maar het is waarschijnlijk niet geworden wat ze verwacht zouden hebben van een stadsdichter.”
 
Wat heeft u zelf aan de dichtbundel?
“Ik heb het gevoel dat mijn poëzie mij een plaats in de samenleving geeft en dat is bij de voorgaande bundels niet anders dan bij deze. Het is het gevoel dat ik het waard ben in die samenleving te zijn. Het schrijven en publiceren geeft mij zelfvertrouwen. Momenten waarop ik uit de bundel voordraag vind ik speciaal, omdat ik in de bundel het beste van mezelf geef. Aan de ene kant kan ik dat nu wel: optreden voor een publiek dat daar recht op heeft – daar ben ik ook dankbaar voor, dat zoveel lezers mijn poëzie mooi vinden – maar aan de andere kant moet ik steeds weer een drempel over om mijn gedichten, waarin alle façades weggevallen zijn, voor te dragen. Maar juist omdat ik het in poëzievorm bedwongen heb, kan ik dat. Dat is mijn werk: alles wat ik heb gezien, gehoord of gelezen in taal dwingen en daarmee mijzelf kunnen confronteren.” Ook daar valt het licht is een van de vijf genomineerde bundels voor de VSB Poëzieprijs 2014. Woensdag 29 januari wordt de winnaar bekend gemaakt en de prijs uitgereikt. Meer informatie over de prijs staat op de site van de VSB Poëzieprijs.
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère