Poetry International Poetry International
Gedicht

Joost Decorte

6

Sooner suffering in the hazel-dark promised land than this light, this dead and daily
Weight of an expectancy that groans in the knees and leaves in my skin the traces
Of great neglect.

It is an eye-glance in the fearful corners of the brain, a fox trap for the summer.

What do month, year, hour say?
It is a sweetness that decays, leaving a taste of leather on the tongue.
Here the happiness lights up that we have polished smooth by long sleeping together,
The breath ever more finely tuned for us to draw near,
Close to this leaf-still interval of dusk.

It is a clarity to clinch, to lay down familiar names
In a far nook of wood, to say prayers and await the wonder:
Your voice yields to the dead letter
And I no longer listen
To the laws of what circulates in my blood. –

But here you can see how the hankering hardens in familiar patterns: the skin grows scaly,
Brightness reddens at the edges.
If we are still visible, it is as a doubt,
A scratch in the cornea.

And everything, Dear, becomes common.

I must look up and back on two steps of this gold and squander you for good
On the years, on a new way of fitting the hour in the day
And earn my bread from a strange mouth –

That lets you finish where your body lies in the depths of this loss,
Made tender by the moss.

6

6

Liever leed in het hazeldonker land van belofte dan dit licht, dit dood en dagelijks
Gewicht van een verwachting die kankert in de knieën en in mijn vel de sporen trekt
Van veel nalatigheid.

Het is een oogopslag bij de bange hoeken van het brein, een vossenval voor de zomer.

Wat zegt nog maand, jaar, uur?
Het is een zoetheid die verduurt en een smaak van leer laat op de tong.
Hier ontsteekt het klein geluk dat we gaaf geslepen hebben door lang te slapen bij elkaar,
De adem almaar fijner afgesteld om elkaar te naderen
Tot bij dit bladstil interval van duister.

Het is een klaarheid om in te klinken, om vertrouwde namen zacht neer te leggen
In een uithoek van hout, gebeden op te zeggen en te wachten op het wonder:
Dat je stem zich plooit naar de dode letter
En ik niet langer
Luister naar de wetten van wat rondgaat in mijn bloed. –

Maar hier kan je zien hoe de hunker in gekende patronen verhardt: de huid schilfert,
De helderheid wordt rood bij de randen.
Als wij nog zichtbaar zijn, is het als een twijfel,
Een schaafwond van het hoornvlies.

En alles wordt gangbaar, Lief.

Ik moet op- en omzien op twee stappen van dit goud en je voorgoed verspillen
Aan de jaren, aan een nieuwe manier om het uur te schikken in de dag
En brood verdienen uit een vreemde mond –

Die je uit laat spreken waar je lichaam ligt, in het diepst van dit gemis,
Vertederd door het mos.
Close

6

Liever leed in het hazeldonker land van belofte dan dit licht, dit dood en dagelijks
Gewicht van een verwachting die kankert in de knieën en in mijn vel de sporen trekt
Van veel nalatigheid.

Het is een oogopslag bij de bange hoeken van het brein, een vossenval voor de zomer.

Wat zegt nog maand, jaar, uur?
Het is een zoetheid die verduurt en een smaak van leer laat op de tong.
Hier ontsteekt het klein geluk dat we gaaf geslepen hebben door lang te slapen bij elkaar,
De adem almaar fijner afgesteld om elkaar te naderen
Tot bij dit bladstil interval van duister.

Het is een klaarheid om in te klinken, om vertrouwde namen zacht neer te leggen
In een uithoek van hout, gebeden op te zeggen en te wachten op het wonder:
Dat je stem zich plooit naar de dode letter
En ik niet langer
Luister naar de wetten van wat rondgaat in mijn bloed. –

Maar hier kan je zien hoe de hunker in gekende patronen verhardt: de huid schilfert,
De helderheid wordt rood bij de randen.
Als wij nog zichtbaar zijn, is het als een twijfel,
Een schaafwond van het hoornvlies.

En alles wordt gangbaar, Lief.

Ik moet op- en omzien op twee stappen van dit goud en je voorgoed verspillen
Aan de jaren, aan een nieuwe manier om het uur te schikken in de dag
En brood verdienen uit een vreemde mond –

Die je uit laat spreken waar je lichaam ligt, in het diepst van dit gemis,
Vertederd door het mos.

6

Sooner suffering in the hazel-dark promised land than this light, this dead and daily
Weight of an expectancy that groans in the knees and leaves in my skin the traces
Of great neglect.

It is an eye-glance in the fearful corners of the brain, a fox trap for the summer.

What do month, year, hour say?
It is a sweetness that decays, leaving a taste of leather on the tongue.
Here the happiness lights up that we have polished smooth by long sleeping together,
The breath ever more finely tuned for us to draw near,
Close to this leaf-still interval of dusk.

It is a clarity to clinch, to lay down familiar names
In a far nook of wood, to say prayers and await the wonder:
Your voice yields to the dead letter
And I no longer listen
To the laws of what circulates in my blood. –

But here you can see how the hankering hardens in familiar patterns: the skin grows scaly,
Brightness reddens at the edges.
If we are still visible, it is as a doubt,
A scratch in the cornea.

And everything, Dear, becomes common.

I must look up and back on two steps of this gold and squander you for good
On the years, on a new way of fitting the hour in the day
And earn my bread from a strange mouth –

That lets you finish where your body lies in the depths of this loss,
Made tender by the moss.
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Ludo Pieters Gastschrijver Fonds
Lira fonds
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère